Tot op heden heb ik Immanuel Kants tweede formulering van zijn imperatief, die zegt dat je ieder mens als doel op zich moet zien en nooit louter als middel (of zoals de dwerg uit Königsberg het zelf zei: “Handle so, daß du die Menschheit, sowohl in deiner Person als in der Person eines jeden anderen, jederzeit zugleich als Zweck, niemals bloß als Mittel brauchst”), nooit bewust in verband gebracht met sex. Merkwaardig, niet? Anderen, onder wie Alan Soble en niet te vergeten Kant zelf, deden dat wel. Hoe leerzaam!

Beseft gij eigenlijk wel, oh losgeslagen volk, dat het categorisch niet door de beugel kan wat gij daar allemaal uitspookt in slaapkamer en op keukentafel?

  1. Actiereactie zegt op 19 september 2006:

    Tsssss, riep de uitzondering, van alle plaatsen heb ik dan toch de keukentafel immer juist gebruikt!

  2. n. zegt op 22 september 2006:

    Niet als middel maar als doel: ik denk er geregeld aan als ik in de rij sta bij de supermarkt en me erger aan horken van mensen die telefonerend afrekenen, zonder de kassière een blik waardig te gunnen maar het is niet altijd zo eenduidig. Wat te denken van de mentale bevrediging die u opzoekt door een avond met een goede vriend(in) in het café door te brengen, waarbij u uw gedachten kunt scherpen, uw ideeën kunt toetsen en ook nog eens met een prettig gevoel naar huis gaat?
    Erkenning. Dat is voor mij de aanvulling op het Kantiaanse ‘niet louter als middel maar altijd als doel op zich’. Het erkennen van De Ander.
    In welke situatie en/of pose dan ook. :)

  3. mIKe zegt op 22 september 2006:

    Goed gesproken, mijn waarde n.! Natuurlijk ben ik het met U eens: erkenning – of respect – is een noodzakelijke voorwaarde. En, hoewel veel meer geaccepteerd, is een avondje gedachten uitwisselen in dit opzicht eigenlijk niet héél anders dan een avondje lichaamsvocht uitwisselen. Niettemin blijft sex heikel (een zeer impertinente gedachte, maar een die toch hout snijdt, is de vraag of men op het moment dat men van de wereld is De Ander wel kán erkennen).

    Zelf moest ik enigszins gniffelen bij het zien van de bochten, om niet te zeggen standjes, waarin menig filosoof zich wrong om de Kantiaanse stelregel goed te praten. Anderzijds komt dit issue ook weer niet helemaal uit de lucht vallen: vergeleken met mij was Kant een kleine jongen, verzucht ik wel eens in mijn donkerste momenten (de man was 1 meter 50, maar dat bedoel ik niet).

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *