Wakker zie ik haar diep in slaap, het meisje in de vrouw, ver weg naast me. Haar rust vaart in mij en ontroert. Mijn keel brokt, in het zicht van haar stille ademtocht. Om het gezicht dat ik net nog strelen mocht. Ze is mijn alles, om alles wat ze is: deel van mij, geheel van mij. Vrijpartij.

Ik leef in tweezaamheid. Haar denken omstrengelt het mijne en andersom. Alleen, dit moment kan ik niet delen: wanneer ik waak over haar slaap, en bijkans stik van liefde. Hier ligt ze, buiten de tijd gekruld, haar wezen in een waas gehuld, en toch raakt ze me nu haast meer dan ooit.

Stomdronken van geluk buig ik me naar haar toe, mijn lippen naast haar wang, maar kussen durf ik niet. Ik ruik aan haar. Mijn longen vullen zich met meisjeslucht, mijn meisjeslucht, en ik voel de duizel komen. Is het verboden wat ik doe? Misschien, misschien ook niet.

Er is hoe dan ook niemand die mij ziet.

  1. Mijnheer Lijstje zegt op 17 november 2008:

    Dit schept hoop. “Ik leef in tweezaamheid”, schitterend.

  2. (i) zegt op 21 november 2008:

    Heeft U wellicht een nog ongebonden tweelingbroer?

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *