Niets is algemener dan wanbegrip. Dit verschijnsel laat zich verklaren door een soort van kansrekening. De waarheid is één, en 't getal onwaarheden is oneindig. Wie dus eenvoudig raden zou naar de juistheid van een mening, heeft zoveel kansen tegen zich, als de oneindigheid meer is dan één. Zo in 's Blaue hinein raden doen wij echter zelden. En al doen wij het nu-en-dan, toch maken wij ons - en vooral anderen - diets dat wij niet geraden, maar geoordeeld hebben. Het is waar dat we bij dit voorgewend oordelen, met zwakke gegevens tevreden zijn. Ik heb te Homburg een speler gekend, die op rood zette als de croupier van de dag blond was, en op zwart, zodra die geëmployeerde er wat donker uitzag. Ik ben niet ver ingedrongen in de diepzinnige kansrekening van die wijsgeer, om te weten aan welke kant hij z'n geld waagde, als de dienstdoende priester in de tempel van 't geluk 'n grijsaard was, of 'n kaal hoofd had, maar dit is zeker, dat hij met 'n soort van minachting neerzag op de onvoorzichtigen die 'zonder systeem speelden' zoals hij het noemde. Van veine of déveine wilde hij niets weten. 'Il n'y a pas de chance, zeide hij, alles is zekerheid.' Toen-i eindelijk décavé was - de term voor: gesprongen zijn - schreef hij z'n tegenspoed toe aan de twijfelachtige kleur van 'n pruik die hij voor roodbruin had aangezien, en die bij nadere beschouwing verschoten zwart was gebleken.