De stilte van de zondagochtend wordt steevast verstoord door het gelui van minstens een dozijn kerkklokken verdeeld over bijna evenzovele kerken. Het heeft ondertussen iets vertrouwds gekregen. Het hoort bij het leven in de binnenstad, en ik zou het nog gaan missen ook als het er niet meer was.

Niet dat ik me er verder heel veel van aantrek. Het klokkenspel is voor mij een ochtendgroet, niet zozeer een uitnodiging. Toch ben ik altijd op afstand gefascineerd geweest door dit kerkelijk leven. Nou ja, eigenlijk niet door de zondagse gang naar de kerk, maar wel door het gevoel dat eromheen hangt, en de ideeën die eraan ten grondslag liggen.

Bijzonder vind ik de religieuze wetenschapper. Degeen die twee schijnbaar onverenigbare werelden hoogstpersoonlijk weet samen te voegen. Hij die na een ochtend onderzoek, de grenzen van de meetbare wereld verkend hebbende, voor de lunch de handen vouwt en zich richt tot die- of datgene waarin hij gelooft. Ik heb mensen als hem gekend.

Het kwam mij, die de wetenschap zelf als religie wilde zien, altijd zo paradoxaal over. Misschien wel als verraad. Maar eigenlijk was het het voelbare onbegrip dat ik mezelf kwalijk nam. Is de hand van God die de gelovige te berde brengt uiteindelijk zoveel onzinniger dan het begrip toeval waarmee de rationele materialist de losse eindjes die de wereld moeten verklaren aan elkaar knoopt?

Ik heb een zekere mate van ontzag voor de mens die op dergelijke wijze diepe gedachte en gevoel samen laat komen.

Dit in tegenstelling tot kousen die zwart zijn, ongemakkelijke kerkbanken, absurde regeltjes, een voor mij verstikkende atmosfeer, en een geschiedenis waarop men onmogelijk trots kan zijn. Vreemd dat er mensen zijn, niet weinig ook, die dit soort zaken juist wel als belangrijk zien. Voeling met de aardse weerslag van welke religie dan ook heb ik vrijwel niet.

De klokken zijn een positieve uitzondering.

  1. Mijnheer Lijstje zegt op 5 juni 2003:

    mIKe, je weet toch dat de katholieke kerk de Big Bang theorie officieel goedgekeurd heeft onder de strikte voorwaarde dat er niet gediscussieerd werd over wat er vóór de big bang was.

    Dat vind ik wel een hele goeie.

    Ik heb eens een gesprek met een a-religieuze wetenschapper gehad over de bing bang en mijn vraag waar de materie vandaan kwam werd beantwoord met dat dat niet relevant was, dat dat nog niet duidelijk was, of zo. In ieder geval een narrig antwoord.

  2. bicat zegt op 13 juni 2003:

    Geloofschriften zijn wel prikkelend; maar een scherpe sambal overtreft zij al niet.

  3. Aliëtte zegt op 16 juni 2003:

    Wetenschap als religie…hmm, gevaarlijk. Wetenschap is immers een voortdurend veranderende verzameling van ‘waarheden-du-jour’. ‘Niets is geheel waar – en misschien zelfs dat niet’ – Multatuli.

    U bent ongetwijfeld erg beïnvloed door Pirsig, die ik zelf niet om door te komen vond, hoewel er wel aardige theorieën in staan (maar het blijft zoooo irriteren dat Pirsig zichzelf zo slim en interessant vindt…).

    Enfin, zie ook:
    users.skynet.be

    “Bovendien dringt zich de vraag op of mensen wel wetenschappelijk kunnen verklaren dat ze voelen, willen en denken. Dat ze een bewustzijn hebben, dat ze weet hebben van zichzelf en van de wereld van de verschijnselen, de dingen buiten hen. Wetenschap is per definitie reductionistisch. Een wetenschappelijke verklaring van de menselijke geest baseert zich dus op de aanname dat de menselijke geest zichzelf eenduidig kan ontleden. Maar is die aanname wel zinvol? Wetenschap baseert zich op het bestaan van een onafhankelijke waarnemer. Zinvolle wetenschap vereist een scherpe scheiding tussen een goed afgebakend object en een subject. Maar is die eis hier wel haalbaar? Is het object wel goed af te bakenen, en hoe zit het met zijn scheiding van het subject? Vallen object en subject in dit geval niet samen?”

  4. mIKe zegt op 16 juni 2003:

    Snotverjeppie, een reactie!

    Maakt U alstublieft niet de fout te veronderstellen dat Pirsig een voorbeeld voor mij is, Aliëtte. Ik neem echter aan dat U deze stelling slechts poneerde om mij onaangenaam te prikkelen.

    Maakt U anderzijds ook niet de fout aan te nemen dat ik een arrogante natuurkundige ben. Nu ja, ik ben dan misschien wel arrogant, en tevens natuurkundige, maar nooit tegelijkertijd.

    Had U dit stukje juist gelezen dan kon U het respect wat er uit spreekt niet zijn ontgaan. Evenals de twijfel die in alle opzichten knagen blijft.

    Over de theorie van alles is het laatste woord overigens al eerder gezegd.

  5. Aliëtte zegt op 2 juli 2003:

    – Ik neem echter aan dat U deze stelling slechts poneerde om mij onaangenaam te prikkelen. –

    Oei! Het is al een tijd geleden dat ik dit soort defensieve reacties las. Ik lees namelijk geen logs meer (ik kwam hier eigenlijk bij toeval terecht via Google!). Nee, ik wilde je absoluut niet onaangenaam prikkelen. Ik vond je stukje interessant (waarvoor nog mijn complimenten) en wilde alleen op het onderwerp ingaan, zonder dat ik u voor het hoofd wilde stoten of zoiets. Dat ik dat toch heb gedaan, spijt mij. Dat was niet de bedoeling.

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *