Welbeschouwd is ook voorpret pret. Opmerkelijk: voor een storm is er stilte, maar voor pret voorpret. Pas vóór de voorpret is het stil. Een blij verschiet lijkt derhalve de sleutel tot geluk. En dát, waarde lezer, ligt in eigen hand. Immers, leuke dingen kunt U plannen, waarna U zich onmiddellijk verheugen kunt. En dat is prettig.

Toen ik mij een tijdje geleden eenmaal voorgenomen had gelukkig te zijn ben ik onverwijld aan het bekokstoven geslagen. En verdomd, het werkt! Zo bevind ik mij, om maar eens wat te noemen, met hemelvaart in Wenen. De kneukelvreugd die ik daar nu al aan beleef is enorm. Om eerlijk te zijn: van last minutes begrijp ik niets.

Onlangs vertelde ik mijn bloedbroeder hoeveel pret ik wel niet aan voorpret beleef. Hij waarschuwde me met woorden die een Karl Kraus niet hadden misstaan. “Broer,” zei hij, “grommen is leuk, maar blaffen is beter.” Ik hou van die jongen, ook al heeft hij het niet altijd bij het rechte eind.

Karl Kraus, die ik vorige week leerde kennen, is ruim 70 jaar dood. Wie zich, zoals ik, ook maar een béétje verdiept in (de historie van) Wenen zal niet voorbij kunnen gaan aan de culturele explosie die zich daar aan het begin van de twintigste eeuw voltrok. Naast de tijdgeest speelde Kraus hierin een niet onbelangrijke rol.

Deze satiricus en polemist wist in zijn nietsontziende streven naar waarachtigheid een generatie kunstenaars op te voeden. De man was authentiek en werd om die reden bewonderd (en verguisd). Zijn volgelingen waren even oorspronkelijk als hijzelf, en daarom geen van allen met hem te vergelijken.

Arnold Schönberg, Adolf Loos, Oscar Kokoschka, Gustav Klimt en Ludwig Wittgenstein zijn hem, direct of indirect, schatplichtig. Bedenk daar een Egon Schiele, Hugo von Hofmannsthal, Arthur Schnitzler, Stefan Zweig en Robert Musil bij, die in dezelfde tijd dezelfde straten bewandelden, en het plaatje is bijna compleet.

Ook Sigmund Freud, met wie Kraus nou net zeker niet door één deur kon, had Wenen als thuishaven. Zijn sofa, die ik over twee weken zal aanschouwen, werd destijds onder andere door Gustav Mahler warm gehouden. Het doet mijn hart drie keer overslaan: zóveel talent en échtheid op één plek en één moment. Onvoorstelbaar.

Wanneer ik te Wenen in Café Griensteidl, net als de jonge Kraus, een kop koffie drink, zal ik mij beraden over de te nemen stappen. Want het is mij inmiddels overduidelijk waar het heden ten dage aan ontbreekt. Ik mag dan misschien geen Karl Kraus zijn, maar: de tijd is rijp.

Ik moet blaffen, ook al is er geen hond die dat snapt.

  1. CasaSpider zegt op 6 mei 2007:

    Een goed restaurant verlaat men in de regel ook niet na de amuse.
    Waf woef!

  2. AnamCara zegt op 6 mei 2007:

    Het is nochtans net volle maan gewéést…

  3. Actiereactie zegt op 7 mei 2007:

    En gelijk heeft U.
    Hoewel U zelf natuurlijk al toegeeft dat grommen alleen ook al het nodige plezier kan opleveren.
    Overigens vind ik grommen vaak ook veel efficiënter wat betreft indruk maken, eigenlijk kan dat slechts overtroffen worden door een fikse beet.
    Maar U mag natuurlijk ook voor de middenmoot gaan ;-)

  4. Sas zegt op 7 mei 2007:

    En het Café Museum natuurlijk, want ontworpen door Adolf Loos (Friedrichstraße 6).

  5. Oscar zegt op 7 mei 2007:

    ‘Grommen is zilver, blaffen is goud’

    U ziet: ik begrijp u wel degelijk en volkomen.

    Groet, Bello

  6. stoethaspel zegt op 7 mei 2007:

    Als u toch op zoek bent naar Weense eigenaardigheden, dan heb ik er één voor u.

    De door u aangehaalde Wittgenstein gaf naar verluid aan wie het maar horen wil het advies Otto Weiniger te lezen, die een uiterst curieus werk heeft geschreven, genaamd Geschlecht und Character.

    Naar het oordeel van anderen schijnt ook een andere oostenrijker, met de initialen A.H. gecharmeerd te zijn geweest van ´s mans geschriften.

    Niet aan te raden omwille van de inhoud, maar omwille van het vreemde, vreemde karakter…

    Neurie als u wilt de eerste melodie van Mahler´s derde voor me wanneer u daar bent.

  7. Inge zegt op 8 mei 2007:

    Grommen? Blaffen? Bijten, verdorie!

  8. Sas zegt op 9 mei 2007:

    Inkt druipt langs mijn mondhoeken.
    Niemand is gelukkiger dan ik.
    Ik heb gedichten gegeten.

    (…)

    Ze begrijpt het niet.
    Wanneer ik op mijn knieën val en haar hand lik,
    schreeuwt ze.

    Ik ben een nieuw mens.
    Ik grom naar haar en blaf.
    Ik dartel van genot in de boekige nacht.

    (Mark Strand, Gedichten eten.)

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *