Jimpex Road, Serekunda, half 7 ’s ochtends, een week geleden. Het hoofdkwartier van de Gambian Public Transport Corporation lijkt met z’n tientallen buswrakken zonder wielen, deuren, of ramen meer op een autokerkhof dan een busstation. Toch is dit het vertrekpunt vanwaar men met het openbaar vervoer het binnenland in gaat.

Een veiligheidsbeambte groet: “Hello, how are you?”
“I’m fine, thank you. How are you?”
“Fine, thank you. So, is this the first time in the Gambia?”
“It’s the first time, yes.”
“You like it here?”
“Oh yes, I like it very much.”
“Where are you from?”
“From Holland.”
“Ah, Holland, that’s nice. So, what’s it like in Holland?”
“It’s very cold up there. It’s like living in a fridge.”

Gesprekken als deze worden tientallen keren per dag gevoerd in Gambia, en vormen normaalgesproken de inleiding tot business. De Westerling, die blank is en dus rijk geacht wordt, krijgt in de loop van het gesprek ofwel prullaria te koop aangeboden, of de diensten van de betreffende Gambiaan als tourguide. Een enkele maal ontaardt de dialoog in een treurig levensverhaal waar genoemde Westerling toch zeker wel een paar Dalasi voor over zal hebben. Het is een spel. En het is de kunst dit spel met humor en elegantie te spelen. Dat ik geen behoefte heb aan prullaria, dat de Lonely Planet mijn tourguide is, en dat ik niets geloof van de soms werkelijk originele verhalen, wordt de Gambiaan uiteindelijk wel duidelijk. Maar de vriendelijkheid blijft. Lachend wordt er afscheid genomen.

Op het busstation is het anders. De beambte werkt daar immers, en zit er niet voor business. Het gesprek is gewoon zomaar, om de tijd te doden. De bus van 7 uur zal die dag niet vertrekken, vertelt hij. Die bus is kapot. Vandaag rijdt er maar één bus naar het oosten. Die komt misschien over een uurtje.

Uiteindelijk vertrekt een grote, blauw-witte bus, die waarschijnlijk zo’n 30 jaar terug zijn dienstrooster in Duitsland reed, om half tien vanaf het GPTC station. Onderweg blijkt waarom het inderdaad niet zo eenvoudig is om per fiets richting Georgetown te gaan. De kwaliteit van de weg neemt met de kilometer af. Anders dan de door Koeweit gesponsorde asfaltwegen in het westen van het land, waar het overigens inderdaad heerlijk fietsen is, is deze weg deels onverhard, vol gaten en wordt hij vrijwel alleen door Jeeps en grote bussen getrotseerd.

Verder in het binnenland neemt de armoede toe, evenals de vriendelijkheid en gastvrijheid, hetgeen een universele wet schijnt te zijn, daar ik dit fenomeen ook in andere landen tegenkwam.

“Toubab! toubab!”, is wat hordes kinderen iedere blanke, en dus ook mij, lachend naschreeuwen. Op te vatten als Geuzennaam, het aantal blanken wordt meer oostelijk immers schaarser.

Bij Kwinella wordt de bus verlaten, waarna per paardenkar Tendaba bereikt wordt. Alweer een plek die geliefd is bij ornithologen. Gambia kent honderden vogelsoorten, en om die reden reizen nogal wat birdwatchers af naar dit land, gewapend met verrekijkers, camera’s en onbetaalbare telescooplenzen. Met verbazing bekijk ik deze vreemde vogels die volkomen opgaan in hun hobby.

Gambia is een prachtig land. De sfeer is ontspannen, en dat deed me goed. U kunt weer gerust ademhalen naast Uw kerstboom. Ik ben terug. In de koelkast. Maar opgewarmd van binnen.

  1. Liesan zegt op 24 december 2002:

    Welkom terug :)

  2. Uniquehorn zegt op 24 december 2002:

    Fijn weer je mooie stukjes lezen :)

  3. orfelio zegt op 24 december 2002:

    Welkom terug.

    De muggemelk mag weer de koelkast in.

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *