Een halve cirkel met een straal van 18 meter. Dat is de wereld waarin hij zich bevindt. De ruimte die hij heeft. Buiten deze cirkel ziet hij niets.
Hij staat ergens op de cirkelboog en kijkt naar de lat, 18 meter van hem vandaan. Diep ademhalen en dan gaan. Telkens precies hetzelfde kunstje, ware het niet dat de lat iedere keer hoger lijkt.
Hij rent. Maakt snelheid. Richting oorsprong van de cirkel. Richting lat. Voor de zoveelste keer zet hij af. Wat horizontaal was wordt verticaal. Hij klimt in de lucht, draait en zweeft ruggelings over de lat. Zonder hem te raken.
En weer is daar de irreële maar altijd terugkerende angst dat de met schuimrubber opgevulde springheuvel achter de lat er opeens niet meer zou zijn.
Het is een teken aan de wand dat de beweging die hij maakt flop genoemd wordt.
Gelukkig blijkt steeds weer dat hij zacht landt en is het woord flop slechts een benaming voor zijn sprong.
Triomfantelijk staat hij op. Hoe hoog de lat ook gelegd wordt, hij haalt het toch wel.
Een hoogvlieger maakt zich toch niet veel zorgen over zoiets als een valmat? Hij landt elegant wanneer hij daar zin in heeft.
He flies through the air
with the greatest of ease
That daring young man
in the blue dungarees!
Is er atletiek op TV?
Hij springt zo hoog als zijn polstok reikt.
Eigenlijk heet deze sprong ‘The Fosbury flop’ genoemd naar Dick Fosbury de atleet die voor het eerst ruggelings over de lat sprong.
In het begin tot grote hilariteit, nu springen ze allemaal zo.
En flop betekent plof dacht ik. Een heel mooie sport.