Dat men de ogen tijdig moet neerslaan wanneer men een vechtersbaas treft, hadden ze mij niet verteld. Het werd me echter in één klap duidelijk.

Ik heb het niet zo op fysiek geweld, en dat het gedurende mijn hele leven bij die ene muilpeer is gebleven, wat onschuldig gestoei uitgezonderd, zegt ongetwijfeld iets over mijn temperament. Of over mijn voorzichtigheid, daar wil ik vanaf zijn. Misschien heb ik gewoon geluk gehad.

Het voorval speelde zich een eeuwigheid geleden af, maar staat me nog altijd helder voor de geest. Net zo’n beetje gewend aan de smaak van bier, moest ik mij toch ook maar eens storten in de hectiek die het kleine dorpje waar ik destijds woonde iedere zaterdagavond wist te ontwikkelen. Ik ging uit.

Eenmaal binnen in een etablissement, anders dan de clientèle deed vermoeden verrassend genoeg Winners genaamd, positioneerde ik mij op een strategische plek en nam de omgeving in mij op. Ik keek mensen. Meisjes ook. Gedachteloos. Totdat mijn blik de intens op mij gerichte blik van een onbekende jongen kruiste. Alsof ik iets fout had gedaan. Ik, mij van geen kwaad bewust, staarde terug.

Het onverwachte geschiedt vrijwel altijd te snel. Ik zakte dan ook al door de knieën, voordat ik besefte dat de vuist van het jong mij vol op het oog had geraakt. Mijn glas bier viel kapot op de grond, hoofden draaiden zich, en in een uitzonderlijk traag verlopend moment zocht ik naar een antwoord. Ik kon niets bedenken. Twee tellen later was daar een uitsmijter die de jongen het pand uitwerkte. Ik werd aan m’n lot overgelaten en liep met bloedneus en zwellend oog richting toiletten. Volkomen in de war.

Incasseren noemen we dat. Het heeft nog weken geduurd voordat mijn woede over deze zinloosheid enigszins bekoeld was. Ongeveer net zo lang als het wegtrekken van de zwelling. Deze woede vertaalde zich in beelden. In wat ik had willen doen op dat jammerlijke moment vlak na de klap. Bepaald onprettige beelden.

Onder andere naar aanleiding van dit akkefietje vraag ik me weleens af wanneer bij mijzelf het moment daar is dat de agressie het wint van de ratio. Een tafereel komt naar boven waarin mijn teerbeminde iets wordt aangedaan. Slechts het inbeelden daarvan zet de adrenalinekraan wijd open.

Sinds het blauwe oog ben ik ook alerter. Verdacht op het onverwachte. Loop ik ’s avonds op straat en moet ik een groep hangend gespuis passeren, dan klemt mijn hand zich automatisch om de sleutelbos in mijn jaszak, waarbij ik enkele sleutels tussen de vingers van mijn vuist laat uitsteken. Er vast van overtuigd dat ik niet degene zal zijn die verrast wordt.

Denk ik aan wat er met die sleutels op deze manier aangericht kan worden, dan vraag ik mezelf wel eens af waar dit instinctmatig gedrag vandaan komt. Ik wil ook eigenlijk niet geloven dat een dergelijke agressie in mij huist, maar kan het me in sommige omstandigheden toch ook gemakkelijk voorstellen.

En daar kan ik soms heel erg bang van worden.

  1. Actiereactie zegt op 22 oktober 2003:

    Persoonlijk geloof ik soms dat ieder mens uiteindelijk in staat is tot het meest gruwelijke denkbaar wanneer hij/zij uiteindelijk gemotiveerd genoeg raakt (lees waanzinnig genoeg) door bijvoorbeeld de door U ingebeelde mogelijkheid of (indien mogelijk) ergere mogelijkheden.

    Beangstigend inderdaad.

    (Ik schrijf soms omdat ik, als met zoveel dingen, dagen heb dat ik graag mag twijfelen aan mijn eigen donkere theorieën.)

  2. Mijnheer Lijstje zegt op 23 oktober 2003:

    Ik heb afgelopen zondag een week geleden een nare ervaring gehad: ik kom ’s nachts thuisgefietst van een bijzonder leuke avond. Na twaalven, bijna thuis, het is stil op straat. Er loopt 1 man op straat, ik fiets hem tegemoet. Als ik hem passeer, maakt hij een rare beweging en spuugt naar mij.

    Ik vind het zo absurd, maar dan kolkt de woede omhoog. Ik besluit dat ik geen zin heb om zometeen opgefokt thuis te zitten en keer om, ga een bocht om en zie hem lopen, ik haal hem langzaam in en leg trefzeker een fluim in zijn nek.

    Ik fiets door. Hij zegt niets.

    Maar de opluchting waar ik op gehoopt had, bleef uit. Ik vroeg me ineens af, spuugde deze man eigenlijk wel? Maar dan dacht ik, Mijnheer Lijstje, jongen, je bent niet gek, hij spoog naar je. Toen bedacht ik me dat het wel vlak bij mijn huis was. Als ik heb nou eens tegenkom in de EDAH.

    Of als deze man nou eens Gilles de la Tourette heeft en er niets aan kan doen. Onwillekeurig gedrag en zo. Maar zo bedacht ik me toen, dan heeft hij als patient toch recht op een gelijke behandeling, en die heb ik hem toch gegeven.

  3. Puck zegt op 23 oktober 2003:

    Spugen is, behalve een vorm van ‘zinloos geweld’ en buitensporige onbeschaafdheid en agressie, ook nog eens bijzonder kleinerend. Ik ben tot nog toe twee keer door volslagen onbekenden bespuwd, en de walging en haat die je daarna voelt is enorm.
    De reactie erop, een reactie die zich (ook) in agressie uit, is mijns inziens juist het gevolg van de gemengdheid aan gevoelens. Onmacht èn woede èn verdriet èn etc.

  4. Mijnheer Lijstje zegt op 23 oktober 2003:

    Nou Puck, dat kun je wel zeggen, een gemengdheid aan gevoelens.

    Overigens kwam er die week erop iemand op bezoek en ze kwam scheldend de trap op. Het bleek dat op het moment dat ze bij me aanbelde, er iemand naar haar gespuugd had. De beschrijving van deze persoon kwam niet overeen met mijn spuger. Wat is er hier aan de hand?

    Ik weet nu in ieder geval dat terugspugen ook niet helemaal de oplossing is. Wat dan wel. Ik weet het niet.

  5. Puck zegt op 23 oktober 2003:

    Heel, heel diep ademhalen. En doorlopen.
    Als het meezit kan je iemand op geweldloze wijze zich tijdelijk net zo klein laten voelen. Door een blik, of een opmerking. Maar net bespuugd zijn is geen moment waarop je koel en beheerst kunt kijken of spreken.
    De laatste keer dat een fluim mij trof was in de rij bij C1000. Een groepje scholieren stond te ginnegappen, ik voelde geduw en ik bleef, toen nog, koel en beheerst mijn spullen afrekenen. Ik haal mijn tas van mijn rug en zie een dikke groene kwab langszij druipen.
    Dan kan je heel stoer zeggen: “zeker niemand van jullie geweest he..?” – maar scholieren kunnen naast spugen ook heel goed weghonen. Waardoor je jezelf alleen maar meer te kijk zet.
    Nu ja. Ik draaf door.
    Ik weet het niet, wat men moet doen. In zulke en ergere gevallen (want spugen is in vergelijking tot andere zaken nog onschuldig). Ik zou het graag weten, dat wel.

  6. Mijnheer Lijstje zegt op 24 oktober 2003:

    Nou ik had mijn tas afgeveegd aan het hippe shirt van de scholier die het dichtst bij me stond. De tijd van maar incasseren is voorbij. De Brave Burgerij dient terug te slaan. Zero Tolerance.

  7. bicat zegt op 27 oktober 2003:

    Hip, Hip.
    Wat is hip?

    (ik heb binnenkort een feestje met ‘hippe’ mensen en zoek me suf in mijn garderobe)

  8. Dr.D zegt op 30 oktober 2003:

    Mijnheer lijstje is het stadium duidelijk nog niet gepasseerd. De scheiding van emotie en agressie.
    Dus dan wordt U snel boos. En dan ga je dingen zeggen…

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *