Lul de Behanger sprong op zijn fietsje en ging zigzaggend naar het werk. Emmer plaksel aan z’n stuur, een paar rollen behang onder z’n arm. “Hé Lul,” riep zijn vrouw hem na, “je vergeet wat.” De Behanger keek om, en zag het blik dat zijn vrouw in de lucht hield. “Je broodrommeltje”, zei ze. De fiets keerde weerom.
“Haha! Broodtrommeltje zul je bedoelen, met een t”, lachte Lul, want dom was hij niet. Hij greep het doosje, draaide nogmaals zijn rijwiel, en vervolgde blijgemutst zijn weg.
Wil ik dus weten wat voor een rommel Lul op zijn boterhammen smedert?
Het mislezen. Het teruglezen. Ervan balen dat ik terug moet lezen – Help! Ik lees niet goed! -, maar tegelijkertijd nog lachen om Lul de Behanger. “Hé Lul.” Het staat raar zo, met hoofdletter.
Broodrommel. Ja, eigenlijk wel. Ik wil niet weten wat er zoal ’s ochtends in broodtrommels door Nederland vervoerd wordt.
Broodrommel. Vandaag uitgevonden door mIKe.
En zoveel mensen die brootrommel zeggen of schrijven. Veel concurrentie voor behangers in dit land, schijnt.
Chocoladepasta.
Volkorenbrood. Zonder boter. Met bosbessenjam.
In een plastic zakje, warm weer, in de boekentas.
En halverwege de dag de jam die alleen nog maar *in* het brood zit, de plakken niet meer op elkaar, warm en zompig, al rapper fragmenterend.
Jam-in-brood, wat de suggestie geeft van smeuïg-vochtige zoete cake, maar in praktijk droog en kruimelig en wee is.
Sorry.
Jeugdtraumaatje.
omdat ik mijn broodtrommeltje al zo lang niet meer gebruikt heb… waarschijnlijk een hoop schimmel!