Gelijk een welgerichte fluim spat een stukje als afkeer en begeerte mij dan in het gezicht. Terwijl de zakdoek waarmee ik het speeksel verwijder zich laat zakken, toont deze tegelijkertijd de grijns die ik niet kon onderdrukken. “Mijn complimenten”, fluister ik, met in het achterhoofd de heimelijke hoop om, als de tijd daar is, mijn eigen visie op het geheel te geven.
Als de tijd daar is.
En daar is dan gelijk alles mee gezegd. Het onderscheid tussen observator en toeschouwer zal U niet vreemd zijn. De observator kijkt en ziet. De toeschouwer kijkt slechts, maar ziet niet, doet er niets mee.
Dat ik van nature een observator ben is nog tot daaraantoe, maar dat ik mijzelf af en toe de rol van toeschouwer aanmeet is onvergeeflijk. Een dergelijke luiheid mag ik mijzelf niet meer toestaan.
Mocht ik al goede voornemens hebben dan is dit de belangrijkste. De tijd is daar. Hier. Nu.
Spreken we dan in het vervolg over 56.000 observatoren in het Feyenoord Stadion?
De grens observator-toeschouwer lijkt mij een dun lijntje, theoretisch beschouwd. Het onderscheid ligt misschien in een gevoel van betrokkenheid. De observator neemt afstand, de toeschouwer is geraakt maar onderneemt niets. Maar om dat onvergeeflijk te noemen, hangt af van de specifieke situatie en je eigen principes daarin, toch?
Aliëtte, misschien is er sprake van een kleine taalverwarring, mijnerzijds of Uwerzijds. Ik doel feitelijk op de ‘participerende observator’, die daarbij ook nog eens het geobserveerde beïnvloedt door zijn eigen aanwezigheid. Dit in tegenstelling tot de toeschouwer, die 2 beren broodjes zag smeren, erbij stond en ernaar keek, maar zich verder niet eens achter de oren krabt. Gelijk heeft U, wanneer U zegt dat het wat ver gaat om dit laatste onvergeeflijk te noemen. Maar het zit mij blijkbaar diep.
Casaspider, U constateert zeer juist!
Wellicht moet men juist, zo nu en dan, toeschouwer zijn om een goed (participerend) observator te worden.
U in het gezicht spattend gelijk een welgerichte fluim? U in het gelaat spuwen mocht nimmer mijn bedoeling zijn geweest. Mijn waarde, sta me dan tenminste toe uw zakdoek op de handwas te reinigen zodat, – als de tijd daar is, u mij deze kunt lenen.
“Dit in tegenstelling tot de toeschouwer, die 2 beren broodjes zag smeren, erbij stond en ernaar keek, maar zich verder niet eens achter de oren krabt.”
Hmm. Dit zou impliceren dat de toeschouwer, in tegenstelling tot de observator, passief observeert, en daarbij een ‘schuldvraag’ voor zichzelf creeërt terwijl diezelfde passiviteit de observator, vanwege redenen van objectiviteit en afstand, siert. Een morele kwestie dus, die misschien door uzelf gecreeërd is…de vraag blijft…waarom?
Voilà, en daar ligt het verschil, Aliëtte. Passief of actief observeren. Dit proces speelt zich binnenshoofds af. Voor de buitenwereld zijn observator en toeschouwer wellicht beiden passief, maar het is niet deze laatste passiviteit die ik bedoel.
Ik zie mij nu overigens gelegen op de sofa, antwoord gevend op vragen die ik tevoren nog niet bedacht had. En passant beseffend dat ook de heer Actiereactie, zoals altijd, een waar woord heeft gezegd door op te merken dat het juist goed is af en toe toeschouwer te zijn.
De observator heeft misschien de neiging sommige zaken kapot te analyseren. Heeft wellicht moeite eenvoudigweg te genieten van het moment. Ik kan mij situaties voorstellen waarin het helemaal niet handig is om te gaan nadenken, waarin men beter het gevoel kan laten spreken. Een hartstochtelijke omhelzing kan beter alle gedachten laten verdwijnen, of er blijft van de passie weinig over. Ik noem maar wat, hoor.
Toch kan men, zo meen ik, ook teveel toeschouwer zijn, en de omstandigheden je leven laten bepalen. Misschien is dit wat mij soms dwars zit.
En dit alles naar aanleiding van een stukje van de heer Stoethaspel, waar ik of een ander ondertussen nog altijd niets over heeft gezegd. Behalve dan dat het prachtig is. Maar misschien is dat dus wel genoeg.
Ofschoon ik gaarne mijn zakdoek uitlenen zal, als de tijd daar is.
Ik ben niet zo poetisch. Ik ken mijn twee talen zodanig dat ik ze voor elk beschrijvend doeleinde succesvol kan inzetten, maar de woorden hanteren om iets er artistieks mee te bouwen, is voor mij nauwelijks mogelijk.
Ik kan dus alleen maar zeggen dat ik even stil werd van Afkeer en Begeerte, en daarnaast dat het op mijn gezicht meer als een roze wolkje dan als een fluim overkwam.