Nee, een gids heb­ben we niet nodig, mom­pel­de ik nog. Ik red me al m’n leven lang zon­der gids. Waar­om zou dat nu op­eens an­ders zijn? Het was er­gens eind vo­ri­ge eeuw toen mij deze ge­dach­te, even naïef als dom, door het hoofd schoot om die uit­ein­de­lijk via de mond te ver­la­ten.

De Toub­kal is de hoog­ste berg van Noord-Afri­ka en niet al­leen daar­om het be­klim­men waard. Nog al­tijd staat mij de stil­le pracht bij van de wan­de­ling naar de laat­ste rust­plaats voor de top. Vroeg in de avond be­reik­ten we ge­tweeën het kamp, waar we onze slaap­zak­ken uit­rol­den. We keken nog een­maal om­hoog, naar de plek van­waar we de vol­gen­de dag om­laag hoop­ten te kij­ken, en lie­ten ons ver­vol­gens vol ver­trou­wen in een diepe slaap val­len.

Ge­wekt door de kou van de och­tend was het aan­kle­den een kwes­tie van se­con­den. Het en­thou­si­as­me voor het ver­volg van de ex­pe­di­tie kwam ver­vol­gens even snel op als de wa­te­ri­ge zon. Be­vrijd van de rug­zak­ken, die we in het kamp kon­den laten staan, leek het laat­ste stuk van de klim iets wat het mid­den hield tus­sen peu­le­schil en eitje.

Dat de kort­ste weg niet al­tijd de snel­ste is, laat staan de snug­gerste, is mij die dag meer dan ooit dui­de­lijk ge­wor­den. We waren al een aan­tal uren on­der­weg toen, hal­ver­we­ge de denk­beel­di­ge rech­te lijn tus­sen kamp en top, de berg in­eens te steil bleek om zon­der touw en haken be­dwon­gen te wor­den. Erger nog, ach­ter­om­kij­kend bleek de weg die we had­den af­ge­legd ook al veel meer ver­ti­caal dan ho­ri­zon­taal te zijn ge­weest. Af­da­len was le­vens­ge­vaar­lijk, zeker ge­zien het aan­we­zi­ge grind en ijs waar­over we al die tijd moei­zaam ge­klau­terd had­den.

Staand op een smal­le ri­chel pro­beer­den we de kalm­te te be­wa­ren. Dit lukte min of meer, tot het mo­ment dat het hal­ve-li­ter wa­ter­fles­je, dat ik aan mijn broek had be­ves­tigd, los­liet en hon­der­den me­ters naar be­ne­den stui­ter­de, een grijs­grui­zen­de grind­la­wi­ne ver­oor­za­kend. Met het wa­ter­fles­je ver­loor ik ook mijn kalm­te. Ik was er van over­tuigd dat dit het einde was.

Ter­wijl de koude wind de pa­niek­tra­nen op mijn wan­gen be­vroor daal­den we voetje voor voetje en met hart in de keel af. Daar ie­de­re mis­stap fa­taal kon zijn ver­liep deze ze­nuw­slo­pen­de tocht aan­zien­lijk lang­za­mer dan de klim. Maar we stap­ten niet mis.

Uit­ge­put be­reik­ten we het kamp weer, waar we wer­den op­ge­van­gen door twee jon­gens die ons al een tijd­je in de gaten had­den ge­hou­den, of al­thans de twee stip­jes op de stei­le berg­wand die we voor hen waren. Ze maak­ten ons dui­de­lijk, in vloei­end Ber­ber en ge­brek­kig Frans, dat de weg naar de top veel ge­mak­ke­lij­ker is dan de weg die wij ge­ko­zen had­den, en stel­den voor om ons als­nog om­hoog te gid­sen. Het leven om­hel­zend als ook te­leur­ge­steld de top niet te heb­ben be­reikt stem­den we in. De niet voor de hand lig­gen­de route waar­langs zij ons ver­vol­gens leid­den was in­der­daad tot he­le­maal bo­ven­aan be­loop­baar.

Ge­luk­za­lig was het ge­voel dat me be­kroop toen ik bo­ven­op de Toub­kal met de schoe­nen in de sneeuw aan de ho­ri­zon de Sa­ha­ra zag lig­gen. Mijn lief aan mijn zij.

On­voor­stel­baar dat je dan jaren later nog eens zit te mek­ke­ren over een barst­je in de muur. Of mis­schien is dat bij nader in­zien juist wel weer heel erg voor­stel­baar.

  1. Mijn­heer Lijst­je zegt op 23 ja­nu­a­ri 2004:

    mIKe, in de gids staat dat er aan de rech­ter­kant een ka­bel­baan­tje is. Doe dat nu maar ge­woon, zeker als je be­gint te schrij­ven over ster­fe­lijk­heid.

    Mooi ver­haal zeg!

  2. Wil­lem zegt op 23 ja­nu­a­ri 2004:

    Day­zers!

  3. Sas zegt op 24 ja­nu­a­ri 2004:

    Prach­tig!

  4. Mrx zegt op 25 ja­nu­a­ri 2004:

    Wat mooi zeg.

  5. elf­jet­waalf­je zegt op 25 ja­nu­a­ri 2004:

    slechts 1 wijze les mIKe : ver­geet de gids niet

  6. robthe­blob zegt op 25 ja­nu­a­ri 2004:

    Mooi ver­haal mIKe! en vol­doet prima als pla­muur voor de barst, zie ik..

  7. Inge zegt op 25 ja­nu­a­ri 2004:

    * … *
    (niets zo goed als af en toe een berg om bar­sten in per­spec­tief te plaat­sen)

  8. elf­jet­waalf­je zegt op 25 ja­nu­a­ri 2004:

    Ik moest op dit late uur nog even den­ken over het droe­vi­ge lot van het hal­ve-li­ter wa­ter­fles­je, dat je aan je broek had be­ves­tigd. Wa­ter­me­loe­nen en hal­ve-li­ter wa­ter­fles­jes heb­ben soms wat ge­meen. Het besef dat et­te­lij­ke me­ters lager een on­ge­wis­se dood op de loer ligt.
    mIKe, mijn beste, je bent hier goed weg­ge­ko­men.
    Wat hoef jij je nog zor­gen te maken over een mi­nus­cuul barst­je in de muur van non­cha­lan­ce.
    Angst­zweet door een barst­je of bij een vrije val … de geur is iden­tiek
    De gie­ren cir­ke­len op zoek naar een bange prooi.

  9. Saïda zegt op 5 april 2009:

    Beste,

    Wat voor berg­schoe­nen heb je nodig om de Toub­kal te be­klim­men? A, B of C berg­schoe­nen?

    Al­vast be­dankt om mij iets te laten weten.

    Saïda

Voeg een re­ac­tie toe

N.B. Het e-mail­adres wordt nooit ge­pu­bli­ceerd. Ver­eis­te vel­den zijn ge­mar­keerd met *