Er zit een mannetje in mijn hoofd. Hij trekt aan de touwtjes.
In het hoofd van het mannetje in mijn hoofd zit ook een mannetje. Hij doet maar wat, want in zijn hoofd zit helemaal geen mannetje. Dat zou immers al te gek zijn. Als er in ieder hoofd van ieder mannetje weer een mannetje zit, dan gebeurt er niks. Er moet er een de eerste zijn.
Welbeschouwd ben ik dus het mannetje in het hoofd van het mannetje in mijn hoofd. En zoals gezegd, in mijn hoofd zit geen mannetje.
Wel een vrouwtje. Zij trekt aan de touwtjes.
Dat het een vrouwt is, staat buiten kijf. Of ze steeds in het hoofd zetelt durf ik te betwijfelen.
Voortbordurend:
Alles is ik.
Ik heb een aap in mijn hoofd (drukt op knopjes).
Ik is drie mannen en een vrouwtje. Mooi kwartet.
Ik heb 2 mannetjes in mijn hoofd die regelmatig touwtrekwedstrijden houden.
Ik heb veel vrouwen in het hoofd van het mannetje in mijn hoofd.
Teveel feministisch geörienteerd existentialisme gelezen? Donna Haraway bijvoorbeeld?
Ik heb ontelbaar veel mannetjes in mijn hoofd. Zij rennen rond om alles ordentelijk te laten verlopen. Ik zou niet weten wie van hen niet weet wie van hen ik is.
ik wou dat ik een vrouwtje was in het hoofd van het mannetje in het hoofd van het vrouwtje dat opdient in café kaminsky
Moet u niet schrijven in plaats van ‘Welbeschouwd ben ik dus het mannetje in het hoofd van het mannetje in mijn hoofd.’: ‘Welbeschouwd is ik dus het mannetje in het hoofd van het mannetje in mijn hoofd.’ Overigens raad ik u de lectuur aan van René Descartes. Die had ook last van mannetjes in z’n hoofd, denk ik. Ik?
Wat het ook is in mijn hoofd, we zijn het regelmatig oneens met elkaar.