Iemand zei mij laatst dat aan een goed verhaal het gevaar kleeft dat je er nog in gaat geloven ook. Het beperkt de eens zo open blik. Vandaar dat het niet onverstandig is om af en toe eens een stapje terug te doen. Om het verhaal ook van zij- en achterkant te bezien. Als dat tenminste lukt. En zoniet, dan roep je gewoon de hulp van een ander in. Van U bijvoorbeeld.
Het verhaal in kwestie wordt verteld door Antonio Damasio, en ik zal het voor U in een notendop persen. De heer Damasio maakt onderscheid tussen de begrippen emotie, de fysieke reaktie op datgene wat door de zintuigen wordt waargenomen, en gevoel, de mentale reaktie op onze lichamelijke gesteldheid. Emotie, zo zegt hij, komt vóór gevoel.
Doordat het zweet U uitbreekt, bent U bang, en niet andersom.
Misschien trekt U nu reeds een wenkbrauw op, en mocht dat zo zijn dan hoor ik het graag, maar ik vind deze stelling eigenlijk wel aannemelijk. Het verhaal wordt complexer wanneer we inzoomen op die zintuiglijke waarnemingen. Niet alleen Uw ogen bepalen namelijk Uw beeld van de wereld, maar ook Uw gedachten. Een nachtmerrie heeft U normaliter zelfs met Uw ogen dicht. Inclusief angstzweet.
Vanzelfsprekend kunt U datgene wat Uw, laten we zeggen klassieke, zintuigen waarnemen niet sturen: als U een schuimbekkende hond ziet, dan is ie er ook. Maar Uw gedachten kunt U natuurlijk wel manipuleren. En zij zijn weer in staat om Uw emotie te beïnvloeden. Soms is dat handig, en soms niet. Angst is niet altijd (on)gewenst.
In plaats van Uw emotie, en daarmee Uw gevoel, te onderdrukken door middel van slim uitgekozen gedachten, kunt U haar uiteraard ook versterken. Voelt U een piepklein vlindertje in Uw buik dan kunt U die, door wat eenvoudige projectie, fluks verduizendvoudigen. En zo kan iedereen zichzelf wijsmaken dat ie verliefd is. Je hoeft er slechts voor open te staan, zoals men wel eens zegt.
Momenteel ben ik nogal gefocust op wat ik meen te voelen, op het angstzweet en de buikkriebels. Ik probeer datgene wat ik ervaar continu te plaatsen in bovenstaand model. Misschien is het daarom dat ik de laatste tijd relatief tintelend in het leven sta: ik roep het over mezelf af. Misschien ook niet, en zijn het tóch de primaire emoties die mij zomaar opeens bij de kladden grijpen. Of misschien is dit hele verhaal onzin, en is er iets volslagen anders aan de klamme hand.
“Misschien trekt U nu reeds een wenkbrauw op, en mocht dat zo zijn dan hoor ik het graag…”
U begrijpt dat die van mij spontaan uit het zicht verdwenen is, maar terzijde.
Soms denkt U teveel, wanneer U van slechts één blauwtje een groep koninginnepages kunt maken moet U het wellicht gewoon doen.
Verdrinken is tenslotte best een mooie manier van doodgaan heb ik me eens laten vertellen.
U is lief, mijn waarde. Van alle mogelijke vlindermodellen pikt U precies het blauwtje eruit, hetgeen mij niet anders dan een grijns op het gelaat toveren kan. Weet U, en dit misschien ter Uwer geruststelling, het is niet dat het denken mij ervan weerhoudt om te projecteren, om te voelen, om te leven. Ik observeer mezelf, op mijn nuchtere momenten. Maar wat er daarnaast momenteel gebeurt, daar krijgt een paard, zoals men zegt, de hik van. Ik ben zoekende, passende, metende, en volslagen in het ongewisse verkerende voor wat de toekomst mij brengen zal.
(neemt niet weg dat ik in de tussentijd ook gewoon met heel andere dingen bezig ben, zoals het lezen van in dit geval Damasio)
Een toekomst die voor je open ligt is geen straf.
Gevoel volgen en verder gewoon blijven ademen, that’s all.
Boeiend, maar is dit niet een ouderwetse kip-en-eikwestie? Het zweet zal de angst versterken en het 234e vlindertje brengt het 235e tot leven, maar hoe ontstaat het eerste druppeltje zweet en waar ontpopt zich de eerste vlinder? Vóór de eerste angst? Vóór de eerste zweem van aantrekking? Ik kan het me bijna niet voorstellen, ook niet omdat ik deze stelling probeerde te vertalen naar emotie en gevoel van verdriet. Komt het verdriet pas na de traan? Nee.
Emotie en gevoel zijn in deze definitie voor mij als kip en ei.
@jnnk: Nee, het is geen kip-en-ei-kwestie, ofschoon U hier zeer scherp opmerkt dat verdriet niet per se na de traan komt. Ik denk dat er inderdaad sprake is van een afwisselende keten van fysieke en mentale reakties, zoals U zegt, maar de allereerste impuls, die is lichamelijk.
Kan een mens onbedaarlijk lachen zonder blij te zijn? Jazeker. Damasio geeft in zijn boek (Looking for Spinoza: Joy, Sorrow and the Feeling Brain) het voorbeeld van de hersenchirurg die tijdens een operatie per ongeluk een zeker deel van de hersenen stimuleert waardoor zijn patiënt in lachen uitbarst. Hij toont aan dat je emotie kunt zien als een op zichzelf staand mechanisme.
Waarom nu wordt dit mechanisme in eerste instantie getriggerd door de zintuigen, en niet door ons bewuste gevoel? Omdat het altijd zo geweest is. Lang geleden, toen de mens (nog meer dan nu) op een aap geleek en er van een hoogontwikkeld gevoelsleven geen sprake was, waren er al wél emoties. De neiging om weg te rennen van een enge brontosaurus is evolutionair gezien handig. Pas later werd daar het labeltje ‘angst’ opgeplakt.
Gaat deze theorie volgens Damasio áltijd op?
Ik vind het niet helemaal aannemelijk klinken, maar kan er deels toch in meegaan. Wij zijn dieren met emoties, waar wij het gevoel bij hebben verzonnen. Klinkt als een klok. Wat ik me afvraag is of de mens, die het gevoel verzonnen heeft, er niet een emotie uit kan persen als hij denkt dat hij iets voelt. Wij zijn slim genoeg geworden om dat soort dingen om te draaien.
Angst en verliefdheid zijn dankbare voorbeelden, want ze tonen bekende fysieke reacties. Ik zoek voorbeelden waarbij het minder duidelijk is wat deze reacties zijn. Schoonheid – vindt het mannetje het schilderij echt mooi, of heeft hij bedacht dat hij het schilderij mooi vindt? Chagrijn – wat maakt mij fysiek chagrijnig? Woede – ontbranding is behoorlijk fysiek, maar er is iets dat toorn over zich afroept. Teleurstelling – hoe kan het nu dat er pas eerst iets in het hoofd gebeurt, voordat ik teleurgesteld raak? Ik kom niet los van de aanleiding van de emotie als ik niet aan de brontosaurus en angst denk. Waarom zou ik wegrennen van zo’n gevaarte als ik toevallig dezelfde kant op moet omdat mijn liefje achter de brontosaurus staat, wat evolutionair net zo handig is?
De aanleiding zit er al, voor de emotie, als er fysiek dan iets gebeurt, geloof ik niet dat dat volledig uit het niets komt, ook al haal je treffende voorbeelden aan.
> Waarom zou ik wegrennen van zo’n gevaarte als ik toevallig dezelfde kant op moet omdat mijn liefje achter de brontosaurus staat, wat evolutionair net zo handig is?
Je kunt emoties hiërarchisch indelen: de ene is sterker cq belangrijker dan de andere. Lijfsbehoud en dat wat daarmee samenhangt lijkt me zo ongeveer de meest primaire drijfveer in een situatie als bovengeschetste. Als je dood bent heb je niks aan een liefje, maar – hoe hard het ook klinkt – als je liefje weg is dan is er hoogstwaarschijnlijk nog wel ergens een andere te vinden.
De gevaren in onze tijd zijn vaak veel minder levensbedreigend, en dus willen de emoties zich wat minder duidelijk onderscheiden. Daarnaast spelen er misschien wel heel andere zaken mee: men kan zich bijvoorbeeld afvragen of het huisje-boompje-beestje idee (en het streven daarnaar) eigenlijk niet voortkomt uit een vorm van lijfsbehoud in plaats van uit echte liefde. Zo bezien wordt het er allemaal niet duidelijker op. Overigens zeg ik nou maar wat hoor, in het wilde weg, naar aanleiding van Uw reaktie. Damasio heeft hier verder niets mee van doen.
Je zou daarrond nog eens moeten spitten in de Oosterse tradities. In de onthechtingsoefeningen zie ik dat de emotie een van moeilijkste zaken is om te omzeilen in het loslaten van het ego. De reden die ik daarrond hoor is vaak de snelheid van de emotie. Vanuit hun oer-oorsprong lopen die dingen op hyperspeed door je lichaam, terwijl je rationele gedachten via synapsen en zo langere wegen volgen om zich te voltrekken, en eerst nog gecategoriseerd moeten worden.
Maar wat betreft het echte leven: daar horen gokjes en risico’s nu eenmaal bij, en massa’s zaken die je niet kan beredeneren. En laat het nu net die zijn die het allemaal zo onvoorspelbaar en mooi maken…
Hoewel het vermogen om een taal als Nederlands te leren, te spreken en te verstaan zit ingebakken in elke mens, zit Nederlands op zich in niemand ingebakken. Als u tegen mij praat, dan vangen mijn zintuigen prikkels op die voor hen betekenisloos zijn. Ze geven die door aan de hersenen, die verwerken ze en geven er een betekenis aan.
Stel dat u mij een mop vertelt. Als alles een beetje wil meezitten, dan zal ik lachen om uw mop. Als de theorie klopt dat de emoties het gevoel oproepen, dan zou ik de mop grappig vinden omdat ik lach, en zou ik niet lachen omdat ik de mop grappig vind.
Laten we aannemen dat de theorie klopt en daar op voort redeneren.
1) Ik vind de mop grappig omdat ik aan het lachen ben.
2) Ik ben aan het lachen omdat mijn zintuigen hebben opgevangen dat u een mop was aan het vertellen, dat heeft een instinctieve reactie opgeroepen (het lachen dus).
Zoals ik hierboven al heb uitgelegd verstaat mijn instinct geen Nederlands. Het is pas vanaf dat ik de prikkels bewust heb verwerkt, dat ik ze herken als zijnde Nederlands. Het is pas vanaf dat ik ze herken als Nederlands dat ik de betekenis ervan kan kennen. Vanaf dat ik er bewust over moet nadenken is er echter geen sprake meer van een instinctieve reactie.
Wat wil dit nu zeggen? Het lachen is een instinctieve reactie, omdat het een instinctieve reactie is kan het dus niets te maken hebben met de betekenis van de prikkels, maar wordt het lachen opgewekt door de prikkels zelf, de opeenvolging van klanken.
DUS: ga diezelfde mop vertellen aan iemand die geen letter Nederlands verstaat en die persoon moet ook beginnen lachen.
Tenminste, als de theorie klopt.
Wiskundig kan je zeggen: als a, dan b waaruit volgt dat: als niet b, dan ook niet a.
als de theorie klopt (a) dan lacht de anderstalige persoon ook (b)
waaruit dan volgt dat:
als de anderstalige persoon niet lacht (niet b) dan klopt de theorie niet (niet a).
Ik kan me vergissen, maar volgens mij gaat de anderstalige persoon niet lachen.