“Most men die like ani­mals, not men”, con­clu­deer­de Er­nest He­ming­way in 1933. “Wie ein Hund”, klonk het in 1925 uit de mond van Josef K. via de pen van Franz Kafka. Er niet bij stil staan be­te­kent niet dat het niet zo is. Maar wat, in he­mels­naam, als het wél zo is? Zon­der God of gebod lijkt alles ar­bi­trair. Wie mo­raal als niet meer dan een con­ven­tie ziet stort zich in een echo­lo­ze put van niets­zeg­gend­heid. Krui­per heeft geen poot om op te staan. En ik word er bang van.

Ga ik wat kort door de bocht? On­ge­twij­feld, maar waar ik zo af en toe niet goed van word is de schmie­ren­de grijns van de Nee-zeg­ger. Let wel, de grijns waar­mee zijn stel­ling ge­paard gaat is mij ab­ject, niet eens de stel­ling zelf. Want wat is de zin van het aan­to­nen van zin­le­dig­heid? Al slaat U me dood (wie einen Hund), maar ik weet het niet. Wie Nee zegt, moet het lef heb­ben om met eigen ogen de af­grond in te sta­ren, in plaats van een ander over het rand­je te duwen.

Ui­ter­aard was He­ming­way zelf niet zo’n la­che­bek, en Kafka nog min­der. Het is meer de he­den­daag­se van­zelf­spre­kend­heid waar­mee hun woor­den voor ken­nis­ge­ving wor­den aan­ge­no­men die mij stoort. Atheïsme is hip bij de hui­di­ge in­tel­li­gent­sia, en de zoek­tocht naar zin­ge­ving wordt door me­nig­een af­ge­daan als een ma­ti­ge grap. Daar waar He­ming­way ten­min­ste nog een po­ging deed, door het leven ten volle te wil­len leven, lijkt men te­gen­woor­dig be­van­gen door apa­thie.

Hoe vrij ben je in een we­reld waar­in niets er toe doet? Als je kunt doen wat je wilt ben je vrij, maar iets wil­len im­pli­ceert een doel heb­ben, er­gens in ge­lo­ven. De wil valt weg zónder ge­loof, wan­neer het al­le­maal tóch niets te be­te­ke­nen heeft. De arme Krui­per ge­looft niet in de maat­schap­pij, zodat hij er ho­pe­loos in ge­van­gen zit. Tot zijn twij­fel­ach­ti­ge eer strekt hem het feit dat hij dát in ieder geval zelf nog be­seft. Ge­luk­kig is hij een uit­zon­de­ring.

Ja zeg­gen tegen het leven is, zo men zegt, de geëigen­de weg om te ont­snap­pen aan de exis­ten­tiële waan­zin. Maar doet U dat? Haalt U alles eruit wat erin zit, of ei­gen­lijk, wat U eruit wilt halen? Mis­schien is het wel pro­jec­tie dat ik hier­aan twij­fel. Wat ik U ei­gen­lijk op de mens af wil vra­gen is waar U in ge­looft, en zo U daar geen ant­woord op heeft hoe U in go­des­naam op de been blijft.

  1. ijs­brand zegt op 8 no­vem­ber 2006:

    Elke dag ein­dig voor mij met min­stens éen cliff­han­ger, ik ben al­tijd weer be­nieuwd hoe het ver­der gaat.

    Ove­ri­gens, u weet toch dat in de psy­chi­a­trie re­a­lis­me zoals u dit toont mee­st­al ge­kop­peld wordt aan de dia­gno­se de­pres­sie? Uw re­cen­te post­jes hier maken mij niet vro­lijk, wat dit be­treft.

  2. Puck zegt op 8 no­vem­ber 2006:

    > Wat ik U ei­gen­lijk op de mens af wil vra­gen is waar U in ge­looft, en zo U daar geen ant­woord op heeft hoe U in go­des­naam op de been blijft.

    Ik weet het niet.
    Ik weet niet waar ik in ge­loof.
    Ik weet niet eens òf ik wel op de been blijf, laat staan hòe.

    Soms denk ik: ik ge­loof niet.
    De wan­ho­pi­ge pas­sie waar­mee ik me ver­vol­gens tegen die ge­dach­te ver­zet sug­ge­reert, nee: im­pli­ceert, dat ik in de basis so­wie­so er­gens in ge­loof. Waar­om zou ik an­ders zo graag wìllen ge­lo­ven?
    Maar wat het dan pre­cies is weet ik niet.
    Ik wou dat ik het wist. Dan stond ik mis­schien wat min­der wan­kel op mijn been, benen.

  3. maar­ten zegt op 8 no­vem­ber 2006:

    U haalt aar­dig wat van stal. Dan be­doel ik: een on­der­werp waar we nog een paar weken voor­uit mee kun­nen, als we het goed af­pel­len.

    >Atheïsme is hip bij de hui­di­ge in­tel­li­gent­sia.

    Het is niet al­leen at­heis­me, het is he­do­nis­me, dat at­heis­me ge­bruikt als dek­man­tel. At­heis­me heft im­mers God en gebod op, daar­mee ruim­te bie­dend aan he­do­nis­me. En dat is, denk ik op dit mo­ment de do­mi­nan­te stro­ming waar in ge­looft wordt. Het geluk van het in­di­vi­du, en soms ook van het col­lec­tief.

    >Haalt U alles eruit wat erin zit, of ei­gen­lijk, wat U eruit wilt halen?

    Geen idee. Ik kan dat na­me­lijk niet toet­sen, omdat ik elke be­slis­sing maar een keer kan nemen. Het mul­ti­ver­sum is nog niet aan­ge­toond, en al he­le­maal niet hoe ik in con­tact kan komen met mijn al­ter-ego’s in het mul­ti­ver­sum, om te kij­ken hoe het hun ver­ging.

    >Wat ik U ei­gen­lijk op de mens af wil vra­gen is waar U in ge­looft, en zo U daar geen ant­woord op heeft hoe U in go­des­naam op de been blijft

    Ik ge­loof dat we hier zijn, dat dit niet al­le­maal een il­lu­sie is, dat we niet kun­nen be­grij­pen waar­om we hier nu zijn, wie we zijn, waar we naar toe gaan. Met die ge­ge­vens in de hand kan je be­slui­ten om zelf­moord te ple­gen, mis­schien is het leven niet de moei­te waard en ligt er voor­bij dit leven een beter iets. Maar omdat de tijd die je hier ge­ge­ven is toch maar be­perkt is tot zo’n 75 jaar, kan je maar het beste be­slui­ten om er met el­kaar iets van pro­be­ren te maken, waar­bij goed voor­al wordt ge­de­fi­ni­eerd als niet slecht.

    Een kos­ten-ba­ten ana­ly­se op basis van in het ver­le­den be­haal­de ren­de­men­ten geeft bo­ven­dien ook hoop op mooie din­gen (Wal­vis­mu­ziek, bij­voor­beeld).

  4. n. zegt op 9 no­vem­ber 2006:

    U stelt de vraag die al weken op mijn lip­pen brandt.

    Mijn ant­woord wil er maar niet uit komen. In plaats daar­van speel ik Te­tris op mijn nieu­we mo­bie­le te­le­foon en voel mijn hart in mijn borst klop­pen wan­neer het klopt, de stuk­jes in el­kaar pas­sen, de om­hoog ge­kro­pen rijen in één klap weg­val­len en er weer spra­ke is van een scho­ne lei. Maar vaker gaat het mis, ik raak in pa­niek, doe maar wat, de rijen en de span­ning lopen op en het scherm wordt rood. Uit met het spel. Als ik weer kan for­mu­le­ren, mijn ge­dach­ten op een rij krijg, mijn ant­woord kan or­de­nen, stop ik met Te­tris spe­len.

  5. Wil zegt op 9 no­vem­ber 2006:

    Op de been?

    Ik zit.

    Af en toe iets toe­voe­gen aan de we­reld.
    Af en toe iets nemen van de we­reld.

  6. Rose zegt op 10 no­vem­ber 2006:

    Ik denk dat dit ka­der­tje te klein en te be­perkt is om écht een ant­woord of visie te geven op al het bo­ven­staan­de. Daar­om een be­per­king tot de laat­ste vraag: waar ge­loof ik in?

    Welnu, ik ge­loof in een­vou­di­ge, ele­men­tai­re ‘dri­ves’. Lief­de, het wil­len geven en kun­nen ont­van­gen. Naas­ten­lief­de, part­ner­lief­de, ou­der­lief­de. Ik ge­loof ook in mo­ti­va­tie, in al zijn vor­men. Ik ge­loof in we­der­zijds res­pect en in­le­vings­ver­mo­gen. Ook iets waar ik in wíl ge­lo­ven, want of het er echt van komt weet ik niet. Maar ik wíl dat dat er is (en dus mo­ti­va­tie).

    Ge­lo­ven kan op veel ver­schil­len­de ma­nie­ren. Dat ge­loof ik ook. Zo­lang ik al die ma­nie­ren pro­beer te be­grij­pen, me pro­beer in te leven in an­der­mans denk­beel­den, ge­loof ik dat ik een rijk mens ben en word.

  7. Ac­tie­re­ac­tie zegt op 12 no­vem­ber 2006:

    Ge­woon de stem­men ne­ge­ren, de lij­ken in­vrie­zen en zo nu en dan een hout­ver­snip­pe­raar huren.

  8. In­ter­mo­men­tus zegt op 19 no­vem­ber 2006:

    ‘Waar­om?’, is het ver­ve­len­de woord dat steeds maar weer blijft op­dui­ken. Ik voel de drang om een nut aan het leven te kop­pe­len, ‘nut’ als al­ter­na­tief voor ‘be­te­ke­nis’.
    Alle zaken in het leven lij­ken een doel te heb­ben, een nut, be­hal­ve het leven zelf. Waar doen we het toch voor? Men­sen zoe­ken naar trans­cen­den­te zin­ge­ving, om de gek­heid van ons be­staan te kun­nen zin­ge­ven. Maar ik ben op zoek, op zoek naar een ‘men­tor’ die het me kan dui­de­lijk maken. Maar be­staat zo ie­mand wel? Als deze niet be­staat, waar­om wil­len we dan voor­uit­gang, waar­om wil­len we steeds ver­der, tech­no­lo­gie, hopen we op een ant­woord, ooit, waar­om we dat­ge­ne doen waar­mee we bezig zijn? Als ie­der­een tot het besef zou komen dat het ei­gen­lijk niets uit­maakt waar­mee we bezig zijn (ni­hi­lis­me?) kun­nen we ons dan niet beter ver­los­sen door er een eind aan te maken (ik heb geen zelf­moord­nei­gin­gen wees ge­rust, daar­voor ben ik te zeer ‘op zoek’). Een eind aan de eeu­wig-lij­ken­de vraag?

  9. Fu­ja­ro zegt op 24 de­cem­ber 2006:

    Dat klinkt al­le­maal erg zwaar.

    Waar­om cir­cu­leert toch het hard­nek­ki­ge idee dat be­te­ke­nis en zin­ge­ving weg zou­den val­len zon­der ge­loof.
    In­te­gen­deel zou ik zeg­gen, zin­ge­ving krijgt een per­soon­lij­ke en daar­door unie­ke iden­ti­teit. Het is niet lan­ger het slaafs ge­hoor­za­men aan een bo­ven­na­tuur­lij­ke macht die zin ver­schaft aan het be­staan, het is een eigen wel­over­wo­gen keuze om op een be­paal­de ma­nier in het leven te staan.

    Nooit heb ik be­gre­pen hoe een eeu­wig leven zin­ge­vend kan zijn. Juist de ein­dig­heid van het be­staan ver­schaft de daad en dader een unie­ke be­staans­zin, eeu­wig­heid daar­en­te­gen be­staat uit ein­de­lo­ze en zin­lo­ze her­ha­ling.

    In een we­reld waar­in ogen­schijn­lijk niets ertoe doet, is het des te be­lang­rij­ker om juist te kie­zen bij wat men doet van­uit ons mens­zijn dat een com­bi­na­tie is van ra­ti­o­na­li­teit, mens­ver­want­schap en ver­won­de­ring. Kies dus voor de rede, wees een mens onder en voor de men­sen en vier de ver­won­de­ring over dit leven door het te on­der­zoe­ken en te door­le­ven.

  10. mIKe zegt op 28 de­cem­ber 2006:

    @Fu­ja­ro: Ik denk dat U de rede niet di­rect te­gen­over het ge­loof zou moe­ten plaat­sen. Eer­der ge­looft U in de rede, want in alle uit­ge­kleed­heid is zij ook nogal ar­bi­trair.

  11. Vin­cent Bru­nott zegt op 9 sep­tem­ber 2007:

    Zin­ge­ving im­pli­ceert dat leven pas zin heeft als je er zin aan geeft en dat im­pli­ceert weer dat het leven op zich zin­loos is. Als zelfs de ker­ken al zeu­ren over zin­ge­ving zou je moe­ten ge­lo­ven dat die in­sti­tu­ten geen grein­tje ver­trou­wen heb­ben in Gods Zin­vol­le Schep­ping.
    Dit is lek­ker kort door de bocht maar de kern van waar­heid is on­mis­ken­baar en geeft me een zalig ge­voel!

Voeg een re­ac­tie toe

N.B. Het e-mail­adres wordt nooit ge­pu­bli­ceerd. Ver­eis­te vel­den zijn ge­mar­keerd met *