“Als je er niet over vertelt, dan is het niet gebeurd, zo lijkt het wel”, dacht Kruiper, terwijl hij voor de deur van de loods stond met een sleutel in zijn hand. Zijn vaste overtuiging dat ieder verhaal slechts subjectieve interpretatie in plaats van objectieve representatie is had hem er nooit echt toe aangespoord om eens verslag te doen van zijn wederwaardigheden: hij zou de plank altijd misslaan. Nu echter draaide hij het om. Zonder verhaal is er domweg geen ‘werkelijkheid’ – in gedachten zette hij dit woord tussen aanhalingstekens -, en dus kon hij haar nimmer te kort doen.
Kruiper stak de sleutel in het slot, opende de stalen deur en betrad de enorme hal, een schoenendoos van acht meter hoog. Het geluid van zijn voetstappen op de betonvloer weerkaatste in deze verder lege ruimte, totdat hij stilhield voor een zware schuifdeur, die hij met enige kracht opzij duwde. Van hieruit kwam hij in een ander, lager gedeelte van de Fabriek, dat meer een parkeergarage geleek, maar ook daar bleef hij niet lang. Via een zijdeur liep hij een gang door en ging hij de trap op naar boven.
Eenmaal in de kantine gooide hij zijn jas over een stoel. Hij keek naar buiten. Het was donker en stil. Behalve hij was er vermoedelijk niemand op het hele industrieterrein. Hoewel alleen voelde Kruiper zich gek genoeg niet eenzaam. Op de een of andere manier was hij hier, letterlijk buiten de maatschappij, thuis. Maar misschien was het ook wel de tijdelijkheid van de situatie die haar draaglijk maakte, ofschoon hij dat onmogelijk met zekerheid kon zeggen. Je kunt je nooit werkelijk een voorstelling maken van omstandigheden die niet de jouwe zijn, zover was hij inmiddels wel.
Hij draaide zich weer om en liep vanuit de kantine annex keuken naar een vergaderzaaltje waar hij zijn bed had neergezet. Daar opende hij de ramen, zodat het straks fris zou zijn als hij onder de dekens kroop. Dat vond hij prettig.
Via een weidse kantoortuin begaf hij zich vervolgens naar de kamer die ooit de directeur had toebehoord. Hier was Kruiper het liefst. Hij had er zijn boeken uitgestald, en naast een bureau waarachter hij af en toe schreef stond er een gemakkelijke zetel waarin het fijn lezen was. Zijn muziek was er ook. En kaarsjes. Het was er bepaald sfeervol. Hij schonk zich een glas in, ging zitten, klapte zijn laptop open en begon te schrijven, over zichzelf in de derde persoon.
Die derde persoon is een beetje de directeurskamer vindt U ook niet?
U heeft iets met het laatste woord, mijn waarde :-)
Antikraak, altijd sfeervol.
Hoe rustig moet het niet zijn voor waarde Kruiper.