Van horen zeggen weet ik dat men zich her en der dikwerf zorgen maakt over mijn persoon. De fijnbesnaardheid van mijn ziel wordt op zo’n moment in twijfel getrokken, en men huivert bij de gedachte dat ik verworden zal tot grumpy old man. Laat mij U geruststellen: ik ben nog altijd zo wereldvreemd als immer tevoren. Hetgeen echter niet wegneemt dat ook deze jongen zich bij tijd en wijle blauw ergert aan de een of andere onbenulligheid. U bent niet de enige mens.

Ofschoon geen taalpurist gruw ik soms van woorden. Vier in het bijzonder. Ik heb het hier over een frase die dermate hol is dat men zich niet eens meer af durft te vragen of ze iets te betekenen heeft. En toch wordt ze te onpas gebruikt: dat dan weer wel. Welk leeghoofd bedenkt zoiets? Het halve internet is een echo van deze zin, die godbetert niet zelden als pointe in stelling wordt gebracht.

Uiteraard heb ik mij afgevraagd waarom genoemde nietszeggendheid mij ‘stoort’, om maar eens een eufemisme te gebruiken. En heel langzaam is het vermoeden gerezen dat de uitdrukking in feite een grapje behelst. Eenieder die deze vier woorden uit, stoot impliciet de ander aan, daarbij met triomfantelijke ogen naar bevestiging zoekend: “Snappie-um? Snappie-um?”

Welnu: IK SNAP ‘M NIET!!

En dát is het probleem. Keer op keer voel ik me dom. Geen wonder dat dat irriteert. Zo U het grapje wél snapt zou ik U zeer erkentelijk zijn als U de goedheid vindt om ‘m uit te leggen. Indien U mij kunt zeggen wie de onverlaat is die deze duivelse frase heeft bedacht eveneens. Met hem heb ik nog wel een appeltje te schillen, waarbij ik niet durf te garanderen dat mijn mesje niet per ongeluk uitschiet. Dat dan weer niet.

  1. Sas zegt op 7 maart 2007:

    *grinnik*

  2. nina zegt op 7 maart 2007:

    Het siert u heus dat u het niet snapt. Het is ook geen kwestie van snappen. Het is een kwestie van Hans Teeuwen (meen ik). En daar is inderdaad weinig grappigs aan.

    Het gaat hier volgens mij gewoon om verbaal kuddegedrag. Van mensen die zeggen: toneel? Ja, ga ik regelmatig heen. Laatst nog naar Harmen Boertje, die nieuwe cabaretier die laatst bij DWDD was. Lachen! En volgende week gaan we naar Liedwina Prikje, hilarisch dat mens. Hoe ze dan zo’n gekke bril opzet en doet alsof ze… enfin.

  3. KatYo zegt op 7 maart 2007:

    Alhoewel te pas en te onpas gebruikt, bevat het wel een optimistische inslag, deze 4 woorden.
    Een voorbeeld:
    persoon 1:”He, de trein is op tijd.”
    persoon 2:” Dat dan weer wel.”
    Misschien is er vandaag van alles mis gegaan bij deze twee personen, is er nu toch een pluspunt: de trein is op tijd.
    Er gloort hoop aan de horizon.

  4. Oscar zegt op 7 maart 2007:

    Het voorbeeld van taalvervuiling dat u hier te berde brengt is inderdaad een kwestie om je eens fors over op te winden. (Gelukkig leeft men in het Midden Oosten tegenwoordig in pais en vree en is er van een dramatische opwarming van de aarde geen sprake, anders had u zich ook dáár nog gedachten over moeten maken. Stelt u zich voor.)

    Wellicht dat uw irritatie betreffende de zegswijze ‘Dat dan weer wel’ enigszins afneemt wanneer ik u er de herkomst van onthul. Het is namelijk een verbastering van een eeuwenoude uitdrukking welke haar oorsprong op IJsland vindt en luidt: ‘Datan wir wal’.

    Hieraan kleeft uiteraard een kleine anekdote, en ik hoop dat u mij niet te onbescheiden vindt wanneer ik op uw prachtige weblog wat ruimte neem om hiervan te verhalen. (En anders had u uw lezers ook maar niet om tekst en uitleg moeten vragen.)

    Enige tijd terug (pak ‘m beet een jaartje of duizend) leefden er op IJsland twee Vikingbroers voor wie de knellende sociale banden binnen de kleine nederzetting die zij bewoonden al gauw te strak zaten. Om hun gezapige leventjes te ontvluchten bouwden ze ieder een schip en kozen het ruime sop. De oudste vertrok in zijn Drakkar, de jongste volgde alras in zijn Snek.
    Het bleek ruig volk, want al hun expedities overzee eindigden in bloedige strooptochten: ze zopen, vochten, moordden en plunderden werkelijk dat het een aard had.
    Kortom: hun bezigheden vormden ‘not a pretty picture’, maar dat verstond men toen nou eenmaal onder werk.

    Overladen met buit en kostbaarheden keerden ze dan na verloop van tijd terug naar hun geboorteplaats om door hun dorpsgenoten als ware helden te worden ingehaald.
    Althans: Deze roem viel slechts de oudste broer (Datan genaamd) ten deel omdat die altijd nét even iets meer goud, vrouwen en andere snuisterijen aan zijn rooftochten wist over te houden dan zijn kleine broertje. Keer op keer moest deze met lede ogen toezien hoe Datan triomfen vierde en hij zelf met niets dan onverholen spot door zijn dorpsgenoten werd bezien.
    Tegen wil en dank groeide hij zo uit tot de minkukel van het stel want ‘oh oh oh wat vond iedereen die irritante Datan toch fantastisch!’

    Als de jongste weer eens als minste uit de strijd was gekomen en dientengevolge werd overladen met hoon terwijl voor zijn broer op het zelfde moment een uitbundig banket werd aangericht, verbeet de Benjamin in zelfverkozen afzondering zijn falen en siste dan vol afgunst en venijn: “Ja hoor! ‘Datan wir wal!”‘

    Lang verhaal kort: deze verzuchting werd op IJsland al gauw een gevleugelde uitdrukking die van pas kwam wanneer iemand zijn eigen falen nog eens eventjes extra wilde onderstrepen of ter benadrukking van het feit dat men zich in een bepaalde situatie de mindere voelde.
    (Bijvoorbeeld: ‘Wat ben ik toch een sukkel van een vent: ik heb ook nooit eens een lekkere vriendin’, waarop men dan bijna als een mantra berustend liet volgen: ‘Datan wir wal’.)

    Nou, dat was wel zo’n beetje alles wat ik voor u uit de geschiedenisboekjes heb weten op te duikelen.
    Of bijna alles, want om uw laatste vraag te beantwoorden: het leeghoofd dat deze uitdrukking de wereld in hielp is de loser-broer uit dit verhaal: Leif Eriksson. (Al betwijfel ik of die naam u wat zegt)

    Gelukkig voor hem keerden zijn kansen en is hij uiteindelijk toch nog de boeken in gegaan als de ‘waarschijnlijke’ ontdekker van Amerika. Zo haalde hij postuum zijn gram op zijn illustere broer, want in zijn geboorteland wordt Leif nog steeds als een grootheid herdacht, maar -u raadt het al- ‘Datan wir nit!

  5. mIKe zegt op 8 maart 2007:

    Vannacht heb ik over Leif en Datan gedroomd. Wat een prachtverhaal!

    En er is iets wonderlijks gebeurd: het halve internet – en de hele wereld – ziet er plots anders uit. Mijn ergernis is foetsie! Op het moment dat ik om het even wie “Datan wir wal” hoor verzuchten (op een andere manier versta ik het al niet meer) barst ik, of ik nou wil of niet, in een krankzinnig gegiechel uit. Dit uiteraard tot irritatie van de ongelukkige die deze frase in de mond nam en niet van de etymologie op de hoogte was maar da’s mijn probleem niet meer. Moet ie dit log maar lezen, en dan met name de reacties. Want oh O. U kunt er wat van :-)

  6. karin zegt op 8 maart 2007:

    Men mailt me weleens. Dat er iets in m’n stukjes tekst staat wat niet geheel of geheel niet klopt. Maar soms doe ik dat gewoon expres. Verbastering van woorden vind ik soms een sport.
    Dat het on-nederlands is zal mij dan verder een worst wezen.

    Dat dan weer heeft denk ik een psychologisch aspect. In de minste somberheid waarin iets vastgesteld wordt dat iets niet oke is, verdriet bezorgt of laat boos worden, noemt men ‘dat dan weer wel’ alsof de rest wel meevalt.

    Zou ut nieh?

  7. Dr.D zegt op 19 maart 2007:

    Helaas moet ik U bekennen ook regelmatig te eindigen,
    ook als de geschreven boodschap reeds is afgerond,
    met ‘dat dan weer wel’.
    Waarmee de aanhoorder of lezer wordt losgelaten.

    Als uitdrukking van moedeloosheid voor zoveel onbegrip.

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *