De niet geheel van humor gespeende heer Nagel heeft zich weleens afgevraagd hoe het is om een vleermuis te zijn. Een kwestie die mij evenzeer intrigeert als de vraag hoe het is om bijvoorbeeld de heer Nagel te zijn. Een vleermuis kan ons uiteraard niet vertellen hoe het is om te zijn wat ie is, maar ook de heer Nagel schieten woorden tekort. Wat hij ons duidelijk maakt is dat ieder bewustzijn subjectief is. Zowel in U als in mij zit iets dat niet gedeeld kan worden.
Zelf heb ik mij ooit – net als iedere gezonde jongen – proberen voor te stellen hoe het is om een meisje te zijn. De heer Nagel kende ik toen nog niet, en daarnaast boeien meisjes mij sowieso meer dan vleermuizen. Edoch, ik moet de eerste dame nog tegenkomen die mij kan vertellen hoe het is om vrouw te zijn. Voelt U zich desalniettemin vooral vrij om deze handschoen op te nemen, waarde lezeres.
Als er iets is dat ik de afgelopen tijd heb geleerd dan is dat niet zozeer het feit dat ik me niet kan voorstellen hoe het is om een ander te zijn – dat wist ik al -, als wel de onmogelijkheid om mijzelf in een andere situatie te verplaatsen. Niemand weet bijvoorbeeld hoe het voelt om in een Fabriek te wonen, tenzij hij daar ook écht zit. Ons bewustzijn lijkt een niet onbelangrijke, temporele component te hebben: Kruiper in de Fabriek is niet de Mike van eergisteren, noch die van vandaag.
Een wat andere insteek: Uw wildste fantasieën zullen nooit ofte nimmer verwerkelijkt worden, omdat de realiteit nou eenmaal anders is. Niet beter of slechter, maar anders. Die heftige fantasie van U is namelijk een voorstelling van iets wat U zich helemaal niet kunt voorstellen (de oplettende lezeres ziet hier alweer een handschoen, uiteraard kan zij al haar fantasieën in de reacties kwijt).
Mocht U het voorgaande voor zoete koek hebben geslikt, laat mij U dan in tweede instantie aan het wankelen brengen door te veronderstellen dat dat subjectieve iets misschien helemaal niet fundamenteel onkenbaar voor een ander is, maar dat de woorden die op dit moment tekort schieten eenvoudigweg nog niet gevonden zijn. Ons bewustzijn is een taalspel en mits wij gebruik maken van het juiste idioom kunnen we elkaar wel degelijk vertellen wie we zijn.
In plaats van ons blind te staren op de beperkingen van de taal, is het wellicht veel vruchtbaarder om haar kracht onder ogen te zien. Zelf werd ik met m’n neus op de feiten gedrukt toen mijn volledige wereldbeeld werd omgegooid naar aanleiding van een der reacties hier. U mag het een flauw voorbeeld vinden, maar het zette mij wel aan het denken.
Overigens is het geen heel vreemde gedachte, het idee dat wij elkaar beter zullen begrijpen wanneer wij eenmaal de juiste woorden gebruiken. Met name de Churchlands – twee hotties in filosofieland – willen nogal eens ageren tegen folk psychology. Wanneer U en ik onszelf kenbaar willen maken maar daarbij woorden en concepten in de mond nemen die op z’n minst ‘vaag’ genoemd kunnen worden – gevoel, (onder)bewustzijn, mannelijk, vrouwelijk – dan is het hele project bij voorbaat gedoemd te mislukken: wij blijven vreemden.
Zo bezien maak ook ik me op dit log geregeld schuldig aan wat men folk philosophy zou kunnen noemen. Daar wil ik echter op zijn minst twee kanttekeningen bij plaatsen. Allereerst pretendeer ik allerminst te weten hoe de wereld in elkaar steekt. En in de tweede plaats – nog veel belangrijker, want in mijn ogen het zwakke punt van wat de Churchlands ons vertellen -, is het erg lastig om onderscheid te maken tussen folk philosophy en ‘echte’ filosofie.
Natuurlijk is het nodig om de juiste woorden te gebruiken – nogal wiedes -, maar het probleem is met name dat je niet weet wat die juiste woorden zijn. Misschien heb ik mij inmiddels, in tegenstelling tot de heer Nagel of zijn vleermuis, heel goed laten kennen, en weet U wél enigszins hoe het is om mij te zijn. Wellicht wáren mijn woorden de juiste. Maar zeker weten doen we dat niet, want in Uw hoofd kan ik niet kijken.
Da’s wel weer een heftige echo vandaag.
Dan kunt ook nog twijfelen of u in mijn hoofd juiste antwoord kan vinden. Ik stoot hier wel wat kreten uit – of mijn vingers doen dat, tienvingerigblind – maar of ik de correcte woorden daartoe gebruik, is zeer de vraag. Mijn hoofd zou wel eens een tamelijke hooiberg kunnen zijn – met slechts gebroken en roestige spelden.
Om in te gaan op die wildste fantasieën en de relatie tot de realiteit: die fantasieën zijn een comprimering van de realiteit tot de essentie. Al het andere is decor, balast, ruis.
Fantasieën als comprimering van de realiteit? Hm, eerder fantasieën als prequel van een realiteit die immer anders uitpakt en toch equivalent aangenaam is.
Ik ben hij die van binnen naar buiten kijkt.
Hoe dat kan, dat weet ik niet.
Maar hier ben ik. Hij. Mij.
Geloof ik. Gelooft hij.
> In plaats van ons blind te staren op de beperkingen van de taal, is het wellicht veel vruchtbaarder om haar kracht onder ogen te zien.
Daarop heft hij die als enige van binnen zit het glas dat van buiten zit zonder dat het glas daadwerkelijk buiten is en dus ergens tussen het binnen en buiten bestaat, terwijl het de krommingen van het woord glas een onecht glas worden en het glas verandert van ik tot ik.
Aldus beantwoordde hij een vraag met een vraag.
Hoe het is om een vrouw te zijn?
Heeft U een uurtje?
Hoe het is om een man te zijn?
Heeft U een kwartiertje?
Mijn wildste fantasie en de verwerkelijking, onomstotelijk eender.
Heeft U een uurtje of acht? (Dat is, over juiste woorden gesproken, exclusief genotskreetjes.)
Na wat schuiven en puzzelen in mijn agenda is het me gelukt: ik heb 10 uur vrij kunnen maken (inclusief drie kwartier genotskreetjes). Ik zou zeggen: brand los, mijn waarde!
En U heeft mijn nummer mijn Waarde, niks staat U nog in de weg… hoe compleet kan één leven zijn..