Afgelopen weekend deed ik mijzelf een geodriehoek cadeau. Dat had ik verdiend, vond ik. Mijn vakantie was namelijk dermate goed bevallen dat ik bij terugkomst, nu ruim een week geleden, vrijwel onmiddellijk in een diep zwart gat tuimelde. Het ‘gewone’ leven, waar ik mij plots weer in te schikken had, leek mij onnatuurlijker dan ooit. In de put zag ik geen diepte meer, alleen maar oppervlakkigheid. Ik wist mij in het Loiredal omgeven door kastelen, kloosters en kathedralen, maar hier te lande ervoer ik slechts kleurloze treurnis. En de zon scheen ook al niet!
Wat moet een mens als hij het even helemaal niet meer ziet zitten? Welnu, dan doet hij zichzelf iets cadeau, en in mijn geval was dat een geodriehoek van negentien cent. Hoe zo’n stukje plastic levensreddend bleek vertel ik U dra, maar niet voordat ik mijn relaas van een context heb voorzien. En dat is tevens mijn hele punt: zonder verhaal is mij het bestaan te schraal. Net als Amadeu de Prado wil ook ik niet in een wereld zonder kathedralen leven.
Een maand of wat geleden was ik driftig op zoek naar het boek met de titel ‘Het Wenen van Wittgenstein’, geschreven door Allan Yanik en Stephen Toulmin. Ik wilde het lezen ter voorbereiding op mijn reis naar de geboortestad van de schrijver van de Tractatus. Ergens had ik ervan gehoord, maar nergens was het te krijgen. Uiteindelijk vond ik dan toch via internet bij een antiquariaat een – nota bene – eerste druk uit 1976. Drie klikken later had ik ‘m besteld.
Op de eerste pagina van het duidelijk intensief gelezen exemplaar dat ik enkele dagen daarna in mijn brievenbus geschoven kreeg was in zwierige letter de naam M.v.Amerongen gekrabbeld. Even dacht ik nog .. maar toen al niet meer. Ik verloor mijzelf spoedig in Wittgensteins Wenen. Wel bouwde ik al lezende een band op met mijn voorganger, wie dat dan ook mocht zijn, daar hij de passages die voor hem van belang waren had onderstreept. Nu moet U weten dat boeken voor mij normaal gesproken heilig zijn: zelf maak ik nimmer aantekeningen in een uitgave, neen, daar heb ik een opschrijfboekje voor. Toch stoorden de annotaties mij in dit geval niet in het minst.
Over Wenen heb ik U reeds verteld, maar wat ik nog niet wereldkundig heb gemaakt is de verrassende ontdekking die ik een week voor vertrek naar Frankrijk deed. Bij toeval kwam ik erachter dat juist het antiquariaat waar ik destijds mijn boek had gekocht de bibliotheek van de in 2002 overleden Martin van Amerongen beheert en verkoopt. De onderstrepingen in het werk, niet zelden bij de ‘sappige’ stukken, waren dus inderdaad afkomstig van de voormalig hoofdredacteur van de Groene Amsterdammer. Het was alsof ik hem persoonlijk had leren kennen, een postume vriend.
Toen ik daags nadien tegen een boekje aanliep waarin het leven van Van Amerongen beschreven werd, aarzelde ik dan ook geen moment, en zo kwam het dat ik mij als God in Frankrijk onledig hield met zijn biografie. Geroerd was ik door het feit dat Van Amerongen zijn moeder vlak voor haar dood rondleidde door Wenen, de stad waar hij zelf zo’n zwak voor had. In het vliegtuig terug kreeg zij een hartaanval. Nederland heeft ze nooit meer gezien.
Nu is het niet zo dat mijn vakantie volkomen in het teken van Martin van Amerongen stond, maar de man die ik van zijn onderstrepingen ken staat wel symbool voor iets universelers, voor een mij noodzakelijke, onstuitbare nieuwsgierigheid. Voor het besef niet zonder verhalen te kunnen. Dit gecombineerd met een opmerking van Oek de Jong, wiens dagboek ik eveneens tijdens mijn vakantie las, over het ‘jezelf eigen maken van een boek’ door er in te strepen en te schrijven deed mij definitief van mijn geloof vallen: boeken zijn niet heilig meer. De inhoud daarentegen, ja, dat is als het glas-in-lood van een kathedraal, en vertelt een verhaal dat uiteindelijk alleen het jouwe zou moeten zijn.
Inmiddels ben ik een nieuw project begonnen, waarover ik U meer vertellen zal als ik het ‘mij eigen heb gemaakt’, opdat U er het Uwe mee doet. Met potlood en geodriehoek ben ik een nog maagdelijk studieboek te lijf gegaan. De bevrijding die ik voelde bij mijn eerste strepen laat zich nauwelijks beschrijven. Enfin, vandaar dus het liniaaltje, en het plezier dat ik eraan beleef. Gezegd moet worden dat Van Amerongen zelf geen geodriehoek nodig had, hij stelde zich tevreden met bibberlijntjes, maar goed, ik ben hem natuurlijk niet. En gelukkig maar.
Uw bewondering voor ‘de Verhalenverteller Van Amerongen’ deel ik volledig. Sterker: Jaren her was hij zelfs één der Lichtende Voorbeelden’ die mij deden besluiten het journalistenvak tot mijn ambacht te maken.
De praktijk der Letterknechterij leerde mij helaas echter alras dat zich ter redacties van Neerlands dagbladen/tijdschriften slechts bar weinig broodschrijvers ophouden die zich qua kennis van zaken en schoonschrijverij in zijn schaduw mogen op houden.
Al twaalf jaar op rij valt wekelijks De Groene Amsterdammer op mijn deurmat, en al bevalt (behalve het katern ‘Dichters en Denkers’) de inhoud ervan mij met afnemende mate wil ik zelfs niet over píekeren om mijn abonnement op te zeggen; al was het maar om postuum eer te betonen aan de man die dit ‘Onafhankelijk weekblad sedert 1877’ zoveel jaar met bloed zweet en tranen voor een smadelijke ondergang heeft weten te behoeden.
Van harte aanbevolen, van zijn hand: “‘Wagner’, de buikspreker van God’, en ‘Het matrassengraf’ over het sterfbed van Heine.
Wanneer u zou kunnen beloven dat u uw aantekeningen en onderstrepingen achterwege laat wil ik ze u zelfs wel lenen.
Deze boeken móeten gelezen worden, namelijk, want inderdaad: aan Verhalenvertellers als Van Amerongen lijden wij gierend gebrek.
@Oscar: heeft U beide boeken ook met bibberlijntjes wellicht?
@Oscar: Uw bekentenissen doen mij deugd, en ik voel me zowaar gesteund in mijn strijd voor de rehabilitatie van de Verhalenverteller (m/v). Vindt U het heel erg als ik U voortaan Sancho noem?
Wat Uw aanbevelingen betreft, U zult het niet geloven, maar nog geen week geleden schafte ik mij ‘Het matrassengraf’ aan. Dit boekje ligt momenteel, U raadt het al, voor een grijpstuiver bij de Slegte. Ik heb het nog niet gelezen, maar veelbelovend oogt het zeker.
Wel al ooit gelezen, maar voornemens om vóór 20 maart 2008 te herlezen: ‘Zijn bliksem, zijn donder’. Ja, Martin van Amerongen wist wat belangrijk is! Hij is terecht een Lichtend Voorbeeld.
Of u mij voortaan Sancho mag noemen?
Nou. Vooruit dan maar weer.
Gezeten op mijn ezel zult u mij immer aan uw zijde weten.
Om vervolgens gezamenlijk en onverschrokken ten strijde te trekken tegen elke windmolen die u met uw troebele geest in het vizier krijgt. Dat beloof ik u.
‘Audaces fortuna juvat!’