Ik ben Uw deur naar mijn wereld.
De platitude waarvan ik me ooit bediende door te stellen dat iedere derde persoon een eerste impliceert kan erger: dankzij U besta ik. Zonder U zou ik immers betekenisloos zijn. Niet zozeer omdat ik dan nooit door een ander – door U – begrepen kan worden, maar veeleer omdat er in dat geval sowieso geen onderscheid meer is: ‘ik’ kan net zo goed ‘U’ genoemd worden. Of net zo goed niks.
“De ziel is het sterfelijkste deel van de mens”, schreef de te vroeg gestorven Frans Kellendonk in De nietsnut. Een zin waarmee hij zich voor mij postuum onsterfelijk maakte.
Als mijn ziel zo flinterdun is als hierboven geschetst, dan ook de Uwe. Of de hare. En vooral dat laatste lijkt problematisch. Want hoe kan ik nou zo veel houden van iemand wier wezen oplost in levenswater? Wie is zij? Welnu, zij is mijn deur naar haar wereld.
En, ik kan niet anders zeggen, dat is een verdomd fijn deurtje.
Ik ervaar hetzelfde sinds de geboorte van mijn zoon. En het is (opmerkelijk) een fijn deurtje.
@Luc: U plaatst dit stukje in een mooi perspectief. En als ik zo vrij mag zijn wil ik het probleem van het mannetje in ons hoofd op Uw zoon transponeren.
Stel voor dat er in hem een mannetje in wording zit, ongeacht Uw aanwezigheid. Een dergelijk idee leidt al snel tot Droste, en voor mijzelf sprekend: ik ben dol op chocola maar niet op het effect.
En dus bedacht ik me, op een verloren vrijdagavond, dat U zijn deur naar Uw wereld bent. En omdat hij deel uitmaakt van Uw wereld wordt hij zich van zichzelf – fijn deurtje – bewust. Een luik ontluikt. Wat U in hem ervaart is wederzijds. Het ik is fictie.
Neemt niet weg dat er om dat luikje heen een prachtig kereltje groeit. Ik zag de foto’s en wens U alle geluk! :-)
Referenties naar onpoƫtische achterdeurtjes worden niet op prijs gesteld.