Vierentwintig uur nadat ik getuige was van de dood van Ivan Iljitsj reed ik naar mijn werk, en begluurde ik de bestuurders van de auto’s die zich net als de mijne hortend en stotend voortbewogen in een drukke ochtendspits. Ik had hoegenaamd niets met hen, maar was toch één van hen, en vroeg me af of zij zich net zo ontheemd voelden als ik, hoewel ik het me eigenlijk niet kon voorstellen. Met de dood voor ogen ga je niet in de file staan. Zij, de anderen, waren zich vermoedelijk niet bewust van hun sterfelijkheid. Dat ik er stond was een foutje.
Er bestaat geen eenzamere bezigheid dan sterven, en daarom denkt men er liever niet aan. Ten onrechte, als U het mij vraagt, want juist omdat men er tevoren niet aan denkt, is het zo ontstellend eenzaam voor degeen die ermee bezig is. Ieder mens waant zich onsterfelijk totdat hij met zijn eigen dood geconfronteerd wordt. Hij sterft dus temidden van onsterfelijken, temidden van mensen die tijd genoeg hebben om in de file te staan.
Denken aan de dood doet echter leven. Elke norm blijkt betrekkelijk in het licht van de eigen eindigheid. Zoals het hoort is niet zoals het moet. Waar het om gaat is wat je wilt, om eigenheid. Iedereen is iemand. En de eeuwige twijfelaar bestaat niet: ook hij gaat dood. U heeft dus zelf de keuze: filerijden of bloemen plukken, om eens wat te noemen. Ik reken op U, en op een rustige avondspits.
In de file staan om te mogen sterven, zo lees ik die laatste zin als ik enkele delen uit jouw post skip…
Sinds vorige week zijn oma en een tante (respectievelijk 92 en 68) terminaal! Zo opeens? Nee, dat zijn ze al jaren, maar niemand heeft het ooit zo willen zien.
Ikzelf ben me wel degelijk bewust van het tijdelijke, het einde en die tussentijd. Maar het is opmerkelijk dat velen hieraan voorbij gaan en onderwijl in de file hun tijd verdoen.
Staat de rustige avondspits voor file? Want waar is het rustiger mijmeren over leven en dood dan in de file? Bloemen plukken heeft ook zo z’n nadelen en wie weet hoe nabij de dood is wanneer de file is opgelost.