Schrijven vreet tijd. Aan menig stukje verspijker ik uren, want het is verdorie niet gauw goed. Het is soms om moedeloos van te worden. Mijn goede vriend Jeroen Brouwers – wie ooit zijn ‘Kroniek van een karakter’ las waant zich innig met hem bevriend -, mijn goede vriend Jeroen Brouwers dus, steekt mij op zo’n moment een hart onder de riem:
Over ‘stijl’. Het ontwikkelen daarvan duurt jaren en kan alleen ontstaan in rust. Ieder woord moet worden bekeken, gewikt, geproefd, gestreeld, geslagen, geneukt, verworpen, juist als ware het woord een hoer. Je moet hooghartig met woorden omgaan: niet moeten woorden regeren over jou, maar jij moet regeren over de woorden. Het moet voor ieder woord dat je neerschrijft een eer zijn dat het in je proza mag fungeren. Alleen wie zo schrijft, geeft flonker aan iedere zin die hij schrijft.
En zo is het maar net. De prijs is hoog, het kost veel pijn en nog meer moeite, maar uiteindelijk krijg ik ze dan toch precies waar ik ze hebben wil, mijn slavinnen. Vereenzelvig ik mij met de prostituant, dan gaan de woorden voor mij op hun knieƫn. En dat geeft onherroepelijk een kick.
Voor de goede orde, dit soort macho spierballentaal beperkt zich slechts tot bespiegelingen over mijn getroubleerde relatie met het geschreven woord. In het dagelijks leven gaat het me gelukkig een heel stuk gemakkelijker af. Daar vallen ze althans zonder boe of bah als blokken, de mokkeltjes.
ik vermoed dat uw leven wordt gekenschetst door literaire vrijheid die toestaat alles mooier te maken dan het is. Zo niet dan bent u een bofkont.
Het is niet altijd een zegen, jan. Soms breek ik mijn nek over alle vrouwen die zich aan mijn voeten vlijen.