“Kom, laat ik ook eens een keer sociaal doen”, dacht ik een maand of wat geleden, volkomen tegen mijn aard in. Mijn angst voor Faceboogle hield mij tot op dat moment verre van iedere vorm van sociale media. Maar ik vond iets anders waarmee ik veilig dacht te kunnen ontsnappen uit mijn isoleercel. Diaspora werd zo’n anderhalf jaar geleden door vier studenten bedacht en opgetuigd. Nu ja, van de vier zijn er inmiddels nog maar twee over, en de piek staat nog steeds niet op de boom, maar als je je ogen half gesloten houdt is het allemaal net echt. Het netwerk kent inmiddels zo’n driehonderd duizend gebruikers. Anders dan andere sociale netwerken is Diaspora niet gecentraliseerd, en daarmee is jouw data niet in handen van de een of andere Mark Zuckerberg, maar (in principe) van jezelf. Daarnaast is het op Diaspora wél mogelijk om onder pseudoniem te publiceren. De privacy-vriendelijkheid van dit netwerk sprak me aan, en het leek me een uitgelezen kans om te onderzoeken wat ik nou eigenlijk had gemist.

Ik las toen juist een boek van Douglas Rushkoff, getiteld ‘Program or be Programmed: Ten Commands for a Digital Age’. In mijn geval grotendeels een preek voor eigen parochie, op één stelling na die mij bij lezing de wenkbrauwen lichtelijk deed fronsen. In het hoofdstukje over sociale media beweert Rushkoff: the content is not the message, the contact is. Wie gepokt en gemazeld is in de sociale media zal hier misschien niet van opkijken, maar het feit dat dit zinnetje mij raakte zegt veel over de hoop en verwachtingen die ik onbewust toch had, en die ik nu de grond in geslagen zag. Als het niet om de inhoud gaat, dan heb ik dus blijkbaar helemaal niks gemist! Het mysterie werd er niet minder om, want waarmee houden de miljard mensen op al die sociale netwerken zich dan wel onledig?

Nadat ik op Diaspora een account had aangemaakt, probeerde ik in eerste instantie de kat uit de boom te kijken. Ik las wat in het wilde weg, klikte her en der, volgde een aantal #hashtags, maar begreep al snel dat ik zo’n sociaal netwerk nooit volledig zou kunnen begrijpen als ik niet ook zelf participeerde. De kat bleef zitten. Aangezien ik op Diaspora helemaal niemand kende had het geen zin om een berichtje te delen anders dan met iedereen. Met het hart in de keel klikte ik, nadat ik iets als ‘Hello world’ geschreven had, op share in public. Binnen de kortste keren kreeg ik een reactie, en daarna nog een. Dat ging makkelijk! Het smaakte naar meer, en ik besloot daarop een ‘echt’ stukje te schrijven, zoiets als hier op mikzlog, zij het dan in het Engels. De reacties tuimelden binnen, en ik werd zowaar voor het eerst in mijn leven geliked. Het gevoel en het enthousiasme dat me toen beving doet me nog het meest denken aan de begintijd van mijn weblog. Ik begon aan nog een stukje.

En zo dompelde ik me gedurende een week of wat in dit sociale bad, dat ik tot mijn eigen verbazing aangenaam warm vond. Tot ik er plots uitstapte, me afdroogde, en het gespartel van een afstandje bekeek. De hele exercitie was begonnen als onderzoek, en dus werd het tijd om dan ook eens tot conclusies te komen. Naast het warme water waren er ook zaken die mij minder zinden. Had ik al die tijd nou werkelijk wat gemist? En had Rushkoff gelijk? Nee en ja. Met wat kanttekeningen. Ik gebruikte Diaspora als platform om stukjes te publiceren. En dát voegt dus hoegenaamd niets toe aan de mogelijkheden die ik op mijn weblog heb. Sterker nog, ik kan hier veel meer, want ik ben eigen baas. Waar ik mij daar moest voegen naar de mores van het sociale netwerk, schrijf ik hier die mores zelf. Om maar eens een sullig voorbeeld te geven, op Diaspora werden mijn stukjes automatisch ‘ingeklapt’ als ze te lang waren. Iets waar ik me gruwelijk aan ergerde, vooral omdat het buiten mij om besloten werd. Ik danste naar andermans pijpen. I was being programmed.

Daarnaast, hoezeer een sociaal netwerk ook zegt privacy-vriendelijk te zijn, je geeft hoe dan ook wat weg. Diaspora is een netwerk dat bestaat uit zogenaamde pods, servers met daarop een x aantal gebruikers. Die pods communiceren onderling, en zo kunnen ook de leden van de ene pod met de leden van een andere pod communiceren. Tenzij je een eigen pod beheert (hetgeen in theorie mogelijk is), ben je afhankelijk van de nukken van de eigenaar van jouw pod. En jouw data staat op zijn server. Je kunt domweg niet precies weten wat daarmee gebeurt. Toegegeven, ten opzichte van Facebook is Diaspora een ware verademing, maar het is nog altijd minder dan een eigen website.

Wat mij wél beviel, en meer dan ik verwacht had, was de interactie, zeg maar the contact. Rushkoff had daar dus wel degelijk een punt. Ik kon al blij zijn met een like van iemand, zelfs als daar verder geen reactie meer op volgde. Nu, met de handdoek aan de kant, zie ik ook wel in dat dat op zijn minst tamelijk merkwaardig is. Wat heb je aan een lullig plaatje van een handje met een duimpje omhoog? Of, zoals bij Diaspora, een hartje? Toch was het dat waar het de meesten om ging, hetgeen resulteerde in heel veel korte, onzinnige postjes met een ‘grappig’ gifje, of een snelle reshare van andermans werk. Opdat ze maar geliked werden. Mijn stream (of tijdlijn) werd hierdoor niet om aan te zien. En toch … ik begreep wat er gebeurde, en waarom het gebeurde.

De kracht van een sociaal netwerk als Diaspora ligt voor een groot deel in het gemak. Het is een spel met vaste regels waar iedereen zich aan houdt (lees: moet houden). Zo kreeg ik er notificaties van al mijn bezigheden. Reageerde er iemand op mijn reactie op een postje van weer iemand anders, dan kreeg ik een notificatie. Een gesprek kan op die manier heel lang voort blijven gaan. Handig. Maar voegt dit dan zo veel toe? Niet voor mij. Als ik ergens van op de hoogte wil blijven, dan regel ik dat het liefst zelf. Ik schrijf er desnoods een scriptje voor. Program or be programmed. Anders dan het gros der netizens haal ik mijn lol uit het eerste.

Ik zal een sociaal netwerk als Diaspora in de toekomst niet per se mijden. Al is het maar om af en toe eens geliked te worden. Waar ik mij echter meer dan ooit bewust van geworden ben is dit: het allerbeste, niet-gecentraliseerde, privacy-vriendelijke, sociale netwerk is nog altijd weblogland. Het is jammer dat zo weinigen dat beseffen.

  1. henk zegt op 11 januari 2012:

    henk vindt dit leuk

  2. Sas zegt op 13 januari 2012:

    Sas likes Mikz’ aantekeningen <3

  3. maarten zegt op 14 januari 2012:

    Benieuwd naar uw bevindingen over Twitter, waar u zo te zien ook aan het pootjebaaien bent.

  4. maarten zegt op 14 januari 2012:

    (Deze waren namelijk al interessant).

  5. mike zegt op 15 januari 2012:

    @maarten: Nou ja, pootjebaaien, tot nu toe heb ik nog niet veel meer dan een teen in het water gestoken. Wel knap dat U de rimpeling die daar het gevolg van was heeft kunnen waarnemen.

    Het onderzoek loopt nog, zullen we maar zeggen ;-)

  6. ArieBos zegt op 22 januari 2012:

    Heb een half jaartje op FB rondgekeken – immers met mijn leeftijd heb je van FB weinig meer te vrezen – maar gruw er langzamerhand van. Waarom is er geen dislike, met de duim naar beneden? Kan ik me eindelijk een Romeins keizer voelen, en veel vaker dan hij dat ooit gedaan heeft.
    De domheid, opgeblazen verwatenheid en self exposure zijn niet langzamerhand niet te harden. En dan te bedenken dat ik alleen verbonden was met mensen die ik dacht te kennen.
    Ben bezig me terug te trekken, heb al heel wat gedefriend, wat een grote opluchting was.

Voeg een reactie toe

N.B. Het e-mailadres wordt nooit gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *