De broei­e­ri­ge avond van gis­te­ren deed mij een stads­wan­de­ling maken. Ik mag graag een­zaam dwa­len. Langs gracht en pan­den, door steeg­jes en poort­jes. Op­ge­to­gen de his­to­rie van eeu­wen in­a­de­mend.

Op zeker mo­ment ver­vlie­gen mijn toch al losse ge­dach­ten als ik het vol­gen­de ta­fe­reel ge­waar word. Een man op de grond, een fiets daar bo­ven­op, schaaf­won­den her en der. Hui­lend zon­der tra­nen.

Een korte aar­ze­ling later sta ik naast hem, en vraag of het wel goed gaat. Het ant­woord was na­tuur­lijk bij voor­baat al dui­de­lijk, maar de man kijkt me slechts woord­loos aan. Van ver.

“Ik help wel even”, zeg ik, ter­wijl ik de fiets van hem af til. Het brik is bijna net zo ver­waar­loosd als de man zelf. Moei­zaam kruipt hij over­eind, wan­kelt een ogen­blik, en neemt dan de fiets van mij over. Zegt niets, ziet niets. “Doe rus­tig aan ver­der”, klin­ken mijn woor­den hem na.

“Dank­je­wel”, hoor ik ten­slot­te, vlak voor­dat hij on­vast de hoek om­slaat.

Ik loop door, en spe­cu­leer over de oor­zaak van de val. Niet van de fiets, maar van de man. Hij moet al veel eer­der ge­val­len zijn. Ver voor zijn een­zaam dwa­len.

  1. maar­ten zegt op 9 juni 2004:

    En het leest alsof je ver­baasd stond van je eigen door­tas­tend­heid.

  2. mIKe zegt op 10 juni 2004:

    :-) Dat ook, ja. Daar­naast, het ene dwa­len is het an­de­re niet. De con­fron­ta­tie met an­der­mans dwa­len kan mij soms be­hoor­lijk raken. Meer dan de han­de­ling maak­te de si­tu­a­tie in­druk. Ik voel me dan bijna schul­dig over mijn eigen geluk.

  3. Mijn­heer Lijst­je zegt op 10 juni 2004:

    mIKe, dat fe­no­meen ken ik niet: je bijna schul­dig voe­len. Is het ge­woon “een beet­je schul­dig” op een an­de­re ma­nier ge­zegd, of is het echt to­taal niet schul­dig voe­len, maar wel weten dat het niet veel scheel­de of je voel­de je echt schul­dig?

    Je ziet: je wordt door ons, de trou­we fans, nauw­keu­rig en op de voet ge­volgd. Elk woord wordt zorg­vul­dig op een door de Ne­der­land­se Ver­e­ni­ging van Huis­vrou­wen ge­ijkt weeg­schaal­tje ge­legd. Dat doen we ter­wijl we in ge­dach­ten jou zien slen­te­ren door pit­to­res­ke steeg­jes, langs pan­den en poort­jes met ge­val­len man­nen, en hel­pen­de han­den die wor­den toe­ge­sto­ken.

  4. mIKe zegt op 10 juni 2004:

    Hoe fijn, Mijn­heer Lijst­je, om op de voet ge­volgd te wor­den!

    Iets an­ders nu. Stelt U zich eens een grote pan Le­vens­ge­luk voor. Jum­mie! Ie­der­een krijgt een por­tie op zijn bord­je, de een wat meer, de ander wat min­der. Kunt U zich iets voor­stel­len bij het ge­voel dat op komt zet­ten wan­neer blijkt dat U een schof­te­ri­ge hoe­veel­heid op Uw bord heeft in ver­ge­lij­king met Uw buur­man? Van schuld kan men in­der­daad niet spre­ken, im­mers je hebt niet zelf op­ge­schept, maar het komt toch in de buurt. Te­meer daar je er uit­ein­de­lijk wel voor zorgt je eigen bord­je te be­hou­den. Zo­iets be­doel­de ik dus.

  5. Ac­tie­re­ac­tie zegt op 10 juni 2004:

    Er is mij wel eens ge­zegd dat men zelf op­schept.
    Per­soon­lijk ge­loof ik daar in ze­ke­re mate in, lang ver­haal, hier niet te schrij­ven.

    Naast dat is het de vraag in hoe­ver­re de ge­val­le­ne zich be­wust is van de val en de daar­uit voort­ko­men­de han­de­lin­gen c.q. ge­vol­gen.
    Ver­vol­gens kom je met een klei­ne zij­sprong een­vou­dig op de vraag hoe­veel men­sen zich er niet van be­wust zijn.
    Een klein stap­je ver­der ligt dan een klei­ne no­ti­tie met de vraag of we zelf het mo­ment van de val reeds gehad heb­ben.
    (Ik hoor nu men­sen den­ken, bij U mvr. Actie een wel heel dui­de­lijk geval van reeds.)

    Maar om je nu schul­dig te voe­len over je eigen le­vens­ge­luk dat is toch bijna, met alle res­pect zult U be­grij­pen, uri­ne­ren op je vers ge­bak­ken brood omdat el­ders niet ge­ge­ten kan wor­den?

    Ik moest maar weer eens zwij­gen me dunkt.

    Ver­der word ik mo­men­teel wel­licht te­veel beïnvloed door het mo­ment, als in nu en over­weeg ik mor­gen ge­heel an­de­re ge­dach­ten, met een be­te­re for­mu­le­ring.

    Mooie can­cel knop ove­ri­gens, moest ik maar eens ge­brui­ken…. ach what the heck.

  6. mIKe zegt op 11 juni 2004:

    Mijn waar­de, Uw what-the-heck im­puls doet mij goed! Ster­ker nog, U houdt mij scherp, waar­voor dank.

    U doet mij eens te meer be­sef­fen dat ik zo af en toe de nei­ging heb mijn eigen ver­dien­sten te mis­ken­nen, en daar­naast an­der­mans leed uit te ver­gro­ten, of zelfs leed te zien waar die niet is. Tot op ze­ke­re hoog­te schept men in­der­daad zelf op. Mijn eigen ja­ren­lan­ge ge­ploe­ter wil ik nog wel­eens ver­ge­ten, als ik mij nu wen­tel in te­vre­den­heid. Voor zo­lang het duurt, na­tuur­lijk.

    Mijn com­pas­sie met de me­de­mens die door pech ach­ter­volgd lijkt is niet­te­min een ge­voel dat ik niet al­tijd ont­ken­nen kan. Ver­moe­de­lijk deel van mijn ka­rak­ter, noem het soft­heid.

    Met Uw bril­jan­te uri­ne-brood me­ta­foor in het ach­ter­hoofd valt het mij een stuk ge­mak­ke­lij­ker me niet bij­na-schul­dig te voe­len, en me te con­cen­tre­ren op an­de­re zaken, zoals de vraag of ik mij be­wust ben (of was, of zal zijn) van mijn eigen val.

Voeg een re­ac­tie toe

N.B. Het e-mail­adres wordt nooit ge­pu­bli­ceerd. Ver­eis­te vel­den zijn ge­mar­keerd met *