Vroeger droomde ik ervan om af en toe eens een nachtmerrie te hebben. Of eventueel iets anders spannends. Wij hebben het hier over de tijd dat ik in alle opzichten aan het ontluiken was. Ergens had ik opgepikt dat vooral de met een creatieve geest behepte mens met regelmaat geplaagd wordt door nachtelijke waanzin. En zo iemand wilde ik zijn. Maar wat ik ook probeerde, nooit baadde ik bij ontwaken in zweet of ander lichaamsvocht.
Mijn dromen waren voor alle leeftijden. Ik moest wel suf zijn. U begrijpt, frustratie was mijn deel. Ik kwelde mijzelf met de pijnlijke gedachte dat mijn geest niet sprankelde. Het grote moeten werd de echte nachtmerrie. Er kwam helemaal niets.
Tot voor kort. Niet zo heel lang geleden was daar het moment dat ik de knop zomaar omdraaide. Ik laat me toch zeker niet gek maken, hield ik mezelf voor. Mijn vredige nachtrust is me het schamen niet waard. Sindsdien doe ik dus geen oog meer dicht. Blij toe.
“Ergens had ik opgepikt dat vooral de met een creatieve geest behepte mens met regelmaat geplaagd wordt door nachtelijke waanzin.”
Over schrale troost gesproken. Zet deze creativiteit zich uiteindelijk ook door in het dagelijks bestaan en hoelang dient hiervoor de nachtelijke waanzin te worden geduld?
Van betrouwbare bron weet ik in ieder geval dat de waanzin zich op een gegeven moment wel het daglicht in laat leiden van die creativiteit mocht weinig worden waargenomen tenzij U de manieren om op de been en vooral toch wakker te blijven wilt meetellen.
In mijn onschuld dacht ik dit, mijn waarde. Echt. Op Uw ervaring kon en kan ik natuurlijk (nog) niet bogen. Wellicht gaan die boze dromen mij op een gegeven moment ook wel de keel uithangen.
Wat ik van dit alles in ieder geval geleerd heb is dat iets lukt, als je het met overtuiging niet probeert. Misschien dat U daar Uw voordeel mee kunt doen?
Een stevige Alptraum, om fris, bevrijd en gezond weer te ontwaken… Daar droom ik ook van.