Dat had U verdorie wel eens eerder mogen vertellen, dat dat taaie intellectuele geneuzel van mij U eigenlijk geen moer interesseert. Het is heus niet zo dat ik het allemaal zomaar uit mijn mouw schud, hoor. U ziet mij tijdenlang nodeloos ploeteren, maar U zegt er helemaal niets van. En ík loop van alles mis. Het moet er even uit: dit siert U niet.
Gelukkig ben ik in een goeie bui.
Over buien gesproken, zaterdag had je ze ook. En ik kan het weten, want ik zat er middenin. Om de zinnen eens wat te verzetten had ik afgesproken met een vriend in Den Bosch. Ooit bewoonden wij verschillende kamers op dezelfde gang, op de eerste verdieping van een Delfts pand dat een nogal dominante hospita toebehoorde. Inmiddels woont hij zo’n 80 kilometer van mij verwijderd. In ’s Hertogenbosch, dusch. Wat er van die hospita geworden is, dat weet niemand. Hoe dan ook, ik had het plan opgevat om de afstand die hem van mij scheidt met de fiets te overbruggen.
Over bruggen gesproken, die waren er niet zoveel. Pontjes wel. Na een uur of wat fietsen stuitte ik op de rivier die tussen Arkel en Spijk door stroomt. De Linge, zoals ze heet. Ik was in Arkel en moest naar Spijk. Niet Charon, maar een oude, gedistingeerde dame trof ik bij de waterkant aan in een klein hutje vol met vruchtenvlaaien. Zij runde het veer, verkocht taartjes, en heette Marie. Het was net een sprookje, echt waar. Een eng sprookje bovendien, want in de verte deed zij me aan mijn vroegere hospita denken. Ze keek streng. Met een bootje waarop niet veel meer dan een fiets past zette zij me over.
En toen begon het dus te regenen, maar het deed me niets. Drie kwartier later, ik was inmiddels volkomen doorweekt, maakte een lichte irritatie zich van mij meester, maar om echt over naar huis te schrijven was ie niet. Ik proefde de regen en proefde het leven. En dat laatste doe ik nog steeds, vreemd genoeg. Ik genoot en geniet.
Hoe wonderlijk en onsamenhangend bovenstaand verhaal ook moge klinken, er is niets van verzonnen. Op de smaak van het leven na misschien, want die heb ik me mogelijk ingebeeld. Maar dan tóch geproefd. Ik ben van zins daarop terug te komen, in een volgend stukje. Zal ik dan de hersenen alsnog laten kraken? Ik denk het wel. Tenzij U mij ervan overtuigt dat het veel beter is dat ik blind blijf genieten, dan doe ik er natuurlijk gewoon het zwijgen toe.
Complimenten. Fijn verhaal. Blijf ik evenwel zitten met een prangende vraag van existentiële aard: ‘Fietste u daar nou WERKELIJK, of heeft u zich slechts INGEBEELD dat u daar fie…. ‘ He gatverdarrie wat ontzettend flauw van ondergetekende nou weer! Sorry. Duizendmaal excuus.
Gelukkig bent u in een goeie bui.
(Toch benieuwd: ‘Nog een poes gevonden?’)
Hoe dan ook, to be or not to be: ‘Blijf ervaren’.
En fietsen.
met vriendelijke groet, Nozzle
Ik opteer voor beide opties.
Kleine toevoeging ter bevrediging van uw nieuwsgierigheid. Wat die hospita betreft: die is dood.
Was getekend: Gerrit Achterberg
Smaak is een ondergewaardeerd zintuig.
“Tenzij U mij ervan overtuigd..”
Iets om de hersens nog even over te laten kraken.
Als ik al niet vrolijk was geweest, dan had Uw reactie mij dat wel gemaakt, mijn waarde Nozzle. Maar om terug te komen op de werelden die te winnen zijn: er zijn ook werelden te verliezen. Fietsen is goed, zelfs meer dan dat, maar het is ook weer niet alles. Toch? Ik zal nooit echt tot de shiny happy people behoren, voor wie er geen problemen bestaan omdat ze die niet zien. Sterker nog, daartoe wil ik niet behoren. En ik betwijfel sterk of U zelf het eeuwige lachebekje bent, dat U mij aanraadt te zijn.
Pak van mijn hart trouwens, dat mijn hospita inmiddels de geest heeft gegeven.
@Sas: Ik ook. Wellicht ter Uwer geruststelling, Dr. D had gelijk: “Wat omhoog gaat, komt ook weer naar beneden.”
@jnnk: Ja! Eigenlijk kun je het leven zien als een hele grote wijnproeverij. De vraag is of wij de te proeven slok wijn moeten doorslikken of, zoals het de kenner betaamt, uitspugen.
‘Er zijn ook werelden te verliezen’
Zeer waar, geachte mIKe, zeer waar. Echter: wat zou de waarde van winnen zijn wanneer er niets te verliezen viel?
En u betwijfelt of ondergetekende zich met een voor de eeuwigheid op zijn gelaat gebeitelde glimlach door het leven worstelt?
Ik wil wel bekennen: ‘het is bijna griezelig, zo goed als u mij lijkt te kennen. Ja. Griezelig haast. :)
@mIKe: Ik ken een liedje dat heet ‘He gave us the wine to taste’. Het refrein opent met die zin en vervolgt met ‘not to talk about it’. Dat heeft dan weer weinig met doorslikken of spugen te maken, maar ik moet er nu wel aan denken. Het zijn enkel professionele wijnproevers die spugen. Alle amateurproevers slikken, vermoed ik. Het leven kun je immers ook niet uitspugen (- professioneel leven bestaat niet?). Je kunt alleen zéggen dat je dat doet, maar geloof me, ik heb het zojuist geprobeerd, dat lukt niet.
Ik kan weer even niet verder lezen dan het detail; oneindig laagland, knotwilgen, wuivend riet, klotsend water… Tussen de grijze wolken af en toe de zon, onverwachts fel. Alles om je heen kleurt onwerkelijk groen, blauw, grijs… Je wacht op het pontje. De eerste regendruppels vallen. Het geluid van roeispanen in het water… Een wolf met een gele zuidwester op! De Heen en Weer Wolf! Misschien wel mijn allerfavorietste, liefste, melancholiekste personage ooit.
Ja. Het is mooi om op een grillige, frisse en toch heldere zaterdagmiddag ergens in het rivierenland in je eentje op een pontje te wachten. Ondanks de sprookjesfiguren die je dan tegenkomt, wordt het misschien nooit échter dan dat.
’n Verkoelende bui tijdens zware filosofiets. Bevochtigt de geest.
Fysiek voelen dat je leeft is ook nuttig op zijn tijd. En dat hoeft niet altijd te gebeuren door het pijnigen van de hersens. Andere lichaamsdelen mogen ook getest worden.
De heen en weer wolf! Ik was hem vergeten, moest zelfs op Google opzoeken waar hij vandaan kwam, en nu weet ik het weer. Jeugdsentiment. Ooit ga ik het boek nog eens herlezen.
Ik heb een hospitavooroordeel. Alle hospita’s zijn stom. Zelf vond ik jaren geleden gelukkig een studentenhuiskamer en heb ik er nooit bij één in huis hoeven wonen, maar ik ken de verhalen. “Je mag je deur niet op slot doen.” “Ik heb het recht jouw post te lezen.” “Na tienen geen bezoek meer.” “Je neef? Je neef mijn … Eruit.” “Ik heb al het recht in de hele wereld om je huur te verhogen. Als het je niet bevalt, zoek je maar wat anders.” Een soort juffrouw Helderderidee, om in de heen-en-weer-wolf-sfeer te blijven.