Ongetwijfeld is U, opmerkzame lezer, het verplichte selectievakje opgevallen bij het reactieformulier onderaan dit stukje: voordat U reageert, wordt U geacht te bevestigen dat U een mens bent.

Ik ga er voor het gemak even van uit dat de robots onder U zo sportief zijn om dit vakje niet aan te vinken, want daar was het me in eerste instantie om te doen, maar buiten dat is het sowieso zo slecht nog niet om af en toe eens stil te staan bij een dergelijke bekentenis.

In tijden waarin je voor vijf euro per maand een kunstmatige vriend of vriendin hebt, waarin je weblogstukjes kunt genereren in plaats van schrijven, waarin je een tekening kunt maken met een prompt in plaats van een potlood, waarin de gedachte aan likes of views het maakproces bij voorbaat beïnvloedt, is een pas op de plaats niet ongewenst.

Al dit is namelijk de oplossing van een probleem dat niet bestaat.

Ik ben een mens, en U hopelijk ook. Dat gegeven wil ik vandaag eens letterlijk illustreren, met een nogal persoonlijke ontboezeming. Ik teken. Als ik mij zo nu en dan verloren voel in een wereld die steeds minder de mijne lijkt, als ik wel eens twijfel of bang ben, dan vecht ik terug door mij op te sluiten in mijn kamertje en mijn ziel met pen in mijn schetsboek te leggen.

Gelukzalig zijn de uren waarin er niets anders bestaat dan papier en inkt. Natuurlijk gaat dit tekenen niet altijd even soepel en mislukt er wel eens wat, best vaak eigenlijk, maar het is juist die creatieve worsteling die loont. Dát is wat mij mens maakt, en dat is wat mij een diepe voldoening geeft. In mijn schetsboek ben ik God, en daar heb ik niets of niemand bij nodig.

Juist omdat ik uit eigen ervaring weet hoe intiem de relatie van een tekenaar met zijn schetsboek is, geniet ik er enorm van wanneer ik een enkele keer de kans krijg een blik in andermans schetsboek te werpen. Dan zie ik de mens in de tekening en raak diep ontroerd. Temeer omdat die tekeningen helemaal niet voor mij bedoeld zijn. Met die gedachte toon ik U mijn schetsboek.

Voor de voyeur in U, want U bent ook maar een mens.

2 reacties

Een jaar of tweehonderd geleden struinde Edward Dando de straten van Londen af. Zoals wel vaker rommelde zijn maag en was hij op zoek naar eten. Nou, dát was niet zo heel moeilijk te vinden. De talrijke eetkraampjes maakten zijn trek alleen maar groter. Anders dan nu waren oesters in die tijd overal voor een prikje te koop, en laat hij daar nou net verzot op zijn. Edward bestelde een portie van twaalf stuks en smikkelde ze met smaak. Met het zilt nog in de mond bestelde hij een tweede portie. En daarna nog een.

Ofschoon je één portie oesters destijds voor bijna niets kon krijgen, tikte de rekening voor al wat Edward Dando naar binnen schrokte toch behoorlijk aan, en de uitbater van het betreffende stalletje zat verlekkerd naar onze veelvraat te kijken. Zijn dagomzet was nu al bereikt, en het was nog vroeg. Toen Edward eindelijk uitgegeten was veegde hij zijn mond af aan de mouw van zijn jasje, liet een klein boertje, keek de verkoper tevreden aan en bekende dat hij eigenlijk helemaal geen geld had.

De uitbater was not amused. Terughalen van de zojuist gestolen oesters was nauwelijks mogelijk, en al helemaal niet in een staat die uitnodigt tot opnieuw consumeren. Hij was zijn handel kwijt.

Natuurlijk, het is niet fraai wat Edward Dando daar deed, maar toch voel ik ook enige sympathie voor deze uitvreter. “I refuse to starve in a land of plenty,” bracht hij later naar voren, terwijl hij wees op de talloze schuldenaars die in luxe leefden terwijl hij alleen maar zijn maag wilde vullen. Na zijn vroegtijdige dood groeide Dando uit tot een icoon. Er verschenen necrologieën, ballades, verhalen en zelfs een toneelstuk over de man. Het leek wel een postume erkenning van zijn gelijk, namelijk dat er iets niet klopt in deze wereld.

Het eetkraampje dat ik hier bestier draait geen winst, kan ik U vertellen. Sterker nog, ik leg er op toe. Ieder jaar opnieuw ploft er een rekening op mijn digitale deurmat, die ik geacht word te voldoen opdat ik U mijn delicatessen kan blijven offreren. Voor mij is het een principekwestie: alle Edward Dando’s wil ik welkom heten. En dus trek ik mijn portemonnee.

De afgelopen jaren dacht ik soms met weemoed terug aan de hoogtijdagen van het oude internet. Toen iedereen zijn eigen stalletje had en je bij elkaar kwam proeven. Toen je je ziel niet aan de duivel hoefde te verkopen om mee te mogen doen. Maar ik werd tegelijkertijd ook een beetje ziek van mijn eigen gejammer. Wees dan verdorie zelf de verandering die je zo graag ziet in de wereld en schrijf! Als ik er nog steeds ben dan zijn er ongetwijfeld meer. Het oude internet is helemaal nooit weggeweest, je moet alleen wat beter zoeken.

En dat is dus precies wat ik nu ga doen, want mijn maag rommelt en ik heb zin in oesters.

7 reacties

Leeftijd is slechts een getal, maar dat getal wordt in mijn geval gek genoeg steeds groter. Inmiddels ben ik op een punt in mijn leven beland waarop ik de drang voel om de balans op te maken, of althans, te onderzoeken of dat getal nou echt het enige is dat aan verandering onderhevig is. Ben ik, behalve ouder, ergens misschien ook wat wijzer geworden?

Een begin van het antwoord op deze vraag ligt, zo denk ik dan toch, in het verschil tussen hamer en ei, hetgeen zich het best laat illustreren met de volgende situatie, die iedereen wel kent, ongeacht leeftijd.

Stelt U zich eens voor, U loopt doodgemoedereerd op de stoep, de zon schijnt, de temperatuur is aangenaam, Uw gedachten dwalen af naar iets moois, zachts of misschien wel pluizigs. Juist op dat moment komt U een voetganger tegemoet. Zijn hoofd is mogelijk gelijk het Uwe gevuld met kuikendons. Het voetpad, zo wil het geval, is niet breed genoeg voor U beiden. Een van U zal de stoep moeten verlaten om de ander via de straat te passeren.

Zonder enige twijfel heeft U zich weleens in dergelijke omstandigheden bevonden, en vermoedelijk loste het dreigende conflict zich vanzelf op, doordat een van U daadwerkelijk, zij het onbewust, de straat verkoos. Maar heeft U er ooit bij stilgestaan dat er een wetmatigheid in deze gebeurtenis besloten ligt? De wereld, zo wil deze wet, bestaat uit twee soorten mensen. U bent ofwel een hamer, ofwel een ei. Het ei, zo moge duidelijk zijn, verliest het altijd van de hamer, en geeft de stoep op voordat het tot een treffen komt.

Wanneer U zich eenmaal bewust bent van deze wetmatigheid is een stadswandeling voor eeuwig anders. Ikzelf kon er niet meer niet aan denken toen ik het eenmaal doorhad, en bij al het tegemoetkomend verkeer hield ik mijn adem in. Wat zou ik doen? Als door een onzichtbare hand geleid zag ik mij keer op keer als vanzelf op straat belanden. Ik bleek een geboren ei.

Nu moet ik U opbiechten dat ik hier in mijn jonge jaren allesbehalve gelukkig mee was. Ik wilde helemaal geen ei zijn! En zo begon ik te experimenteren. De eerstvolgende persoon op mijn pad zou het weten. Nou, daar hoefde ik niet lang op te wachten. Smalle stoepen te over, net zoals voetgangers. En ja hoor, daar gebeurde het.

Terwijl ik recht op de man in kwestie afging, gierden de zenuwen door mijn lijf. Ik deed mijzelf serieus geweld aan door op de stoep te blijven lopen. En op het allerlaatste moment, althans een moment later dan dat ik eigenlijk zelf op de straat zou zijn gestapt, stapte mijn tegenvoeter van de stoep. Terwijl het zweet mij van het voorhoofd gutste, knikte de man mij glimlachend toe en zei hij: “Goedemiddag.” Ik was te verbouwereerd om te antwoorden. Was het dan zo eenvoudig om een hamer te zijn?

Vanaf dat moment deed ik het vaker. Ik liep rechtdoor, en groette zelfs terug toen mijn onbeschoftheid welwillend werd geaccepteerd. Maar het ging nooit zonder moeite. Ik moest me er altijd bewust toe zetten om een hamer te zijn. Dacht ik er een moment niet bij na, dan vond ik mij alweer op straat.

Terugkomend op de balans die ik wilde opmaken: heden ten dage komt het niet meer voor dat ik de hamer speel. Mijn groei door de jaren heen is niet zozeer gelegen in verandering van ei naar hamer, maar in … acceptatie? Nee, het is veel meer dan dat. Ik ben inmiddels zielsgelukkig met het ei dat ik ben, en daarom sterker dan welke hamer dan ook.

3 reacties

Iedere ochtend ervaar ik een gevoel van gelukzaligheid als ik fris gedoucht de koelkast opentrek en daar een met liefde bereid bord havermout vind. Dat gevoel wordt enkel overtroffen door de sensatie van de eerste hap, ofschoon de tweede er ook mag zijn. De combinatie van yoghurt, geprakte banaan, gewelde havervlokken, rozijnen, cacao en zo nog een aantal bestanddelen als hennep, gebroken lijnzaad en/of gojibes brengt mij keer op keer in opperste staat van verrukking. Ontroerd en dankbaar denk ik aan degene die dit hemelse ontbijt speciaal voor mij heeft willen maken. Ik voel me vereerd.

Iedere avond, na koken, eten en afwas, wijd ik mij aan het volgende ritueel. Met behulp van keukenweegschaal en een tiental ingrediënten prepareer ik op welhaast wetenschappelijke wijze het perfecte bord havermout dat ik vervolgens afgedekt in de koelkast plaats. Dit alles voor iemand die mij zeer na aan het hart ligt: de Mike van morgen. “Wat hou ik toch van die jongen,” denk ik terwijl ik zo bezig ben. Die liefde is overigens volkomen wederzijds, de Mike van morgen koestert dezelfde warme gevoelens jegens de Mike van vandaag, die hij dan weer de Mike van gisteren noemt, en hoewel ze elkaar nog nooit hebben gezien voorspel ik deze lange afstandsrelatie een rooskleurige toekomst.

Toch zijn er weleens momenten waarop het schuurt. Als ik pas na middernacht thuiskom, het kan gebeuren, en het liefst meteen mijn bed inkruip, voel ik mij toch verplicht om eerst dat bord havermout te maken. “Wees nou eens niet zo streng voor jezelf,” krijg ik vaak te horen als ik over deze en soortgelijke dwangstoornissen vertel. Maar hoe goedbedoeld dit advies ook is, één ding weet ik zeker, de Mike van morgen is het er niet mee eens.

7 reacties

Afgelopen week werd ik uit mijn slaap gewekt door geluiden die ik niet kon thuisbrengen. Ik hoorde driftige stapjes, leek het. Dan iets tikken. En was dat nu gezaag? Alsof een kaboutertje druk in de weer was met zaken die kabouters ’s nachts nu eenmaal doen. Omdat het veel te koud en te donker was om direct op onderzoek uit te gaan zag ik mij genoodzaakt geen oog meer dicht te doen en de ochtend af te wachten.

De volgende dag keek ik per ongeluk uit het raam van mijn slaapkamer op het achterplaatsje van de buren. En daar vond ik de verklaring van mijn doorwaakte nacht in de vorm van vetbollen, pinda’s en strooivoer met eromheen een groot aantal vogeltjes. Ongetwijfeld sloeg mijn kaboutertje dáár zijn slag. Toen ik die nacht opnieuw dezelfde geluiden hoorde, draaide ik me glimlachend om en doezelde meteen weer weg.

U ziet, een mens heeft behoefte aan duiding, daar slaapt ie beter van. En dat gaat op waar het kabouters betreft, maar ook hemzelf. Wie ben ik? Eenmaal bekend met het antwoord op die vraag staat niets je meer in de weg om je te richten op de écht belangrijke zaken des levens. U begrijpt dat ik die hobbel nog niet genomen heb.

Met afgunst kijk ik naar de mens die zegt daar wél voorbij te zijn. Zo hoorde ik iemand eens met droge ogen beweren dat hij eindelijk geworden was wie hij werkelijk is. Hij leek gelukkig. Deze zelfverwerkelijking impliceert dat er iets in je zit dat wacht om ontdekt te worden. Een onveranderlijke kern. Je ware ik.

Ik geloof daar niet zo in. Mijn ware ik is een verhaal. En dat verhaal verandert met de omstandigheden. Sterker nog, ik pas het verhaal aan als de omstandigheden daarom vragen. En zo vertel ik dus niet wat ik ben, maar ben ik wat ik vertel. Dat maakt me enigszins ongrijpbaar, omdat het verhaal morgen weer anders kan zijn. Maar het geeft net genoeg duiding om de nacht door te komen.

4 reacties